This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
STERKE
werkwoorden
hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen
- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n) moet gebruiken
- Gebruik een ezelsbruggetje als je
het niet (zeker) weet
kopen : ik koop - ik kocht
lopen : ik loop - ik liep
geven : wij geven - wij gaven
kruipen : zij kruipen - zij kropen
ZWAKKE
de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde
In het enkelvoud:
stam + te / stam + de
In het meervoud:
stam + ten / stam + den