File 5 - 9 t/m 13

1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welcome 
Buy Me File 5

Slide 2 - Slide

This lesson
1. adjective
bijv.nw
uitleg
2. Make
9+10
homework
3. adverb
bijwoord
uitleg
4. Make
11/12/13
homework

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Je weet wat een bijvoegelijk naamwoord en bijwoord is. 
Je kunt in een Engelse zin adverbs and adjectives aangeven.
Je kunt zelf zinnen maken met adjectives en adverbs in het Engels.

Slide 4 - Slide

Wat is een bijvoegelijk naamwoord?
Bedenk een voorbeeld.





Slide 5 - Slide

Wat is een bijwoord?
Bedenk een voorbeeld.





Slide 6 - Slide

adjectives= bijvoegelijk nw
Een adjective = een bijvoegelijke naamwoord. Het zegt iets over iets of iemand. Het geeft extra informatie.
Je kunt ze in het Engels op 2 plaatsen tegenkomen.
  1. He smiles at his beautiful wife.
  2. His wife is beautiful
  3. That's an ugly car!
  4. My Ipad is slow.

          

Slide 7 - Slide

Make 9+10
KGT2: same

Ready? Timer still running
  • Make 11/12/13
  • unfinished work till 10
timer
8:00

Slide 8 - Slide

adverbs = bijwoord 
  1. Zegt iets over de manier hoe iets gebeurt of plaatsvindt. 
    Het zegt iets over een handeling (werkwoord).
    easily found......
    He quickly walked
  2. Het zegt iets over een bijvoegelijk nw (adjective) of adverb...Versterkt het.
    really crazy
    extremely tired              very quickly
  3. Het zegt iets over de tijd/herhaling : 
    weekly
    monthly
Door -ly achter het bijvoegelijknw. (adjective) te zetten maak je het bijwoord (adverb)
How? 
When?

Slide 9 - Slide

Some Examples
  1. Mister Kees is  fast.               (adjective) = bijv.nw
  2. Mister Kees is fastly walking towards his classroom. (adverb)


Slide 10 - Slide

Make 11/12/13
KGT2: same

Ready? Timer still running
  • show it - ready - you can do something for yourself
timer
15:00

Slide 11 - Slide