3.4 Vakken vullen en ander werk

Paragraaf 3.4
Vakken vullen en ander werk
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Paragraaf 3.4
Vakken vullen en ander werk

Slide 1 - Slide

Programma
  • Herhaling 3.3
  • Bespreken een aantal opgaven 3.3
  • Uitleg/maken 3.4
  • Overige opgaven maken 
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Herhaling 3.3
  • Grote bedrijven doen het niet altijd beter
  • Je kunt inkoopwaarde, brutowinst, etc. uitdrukken als percentage van de omzet
  • Je kunt dan zien of jouw bedrijf het beter of slechter doet dan andere bedrijven
  • Groei kun je ook uitdrukken in procenten
  • Je kunt groeipercentages vergelijken met andere bedrijven

Slide 3 - Slide

Opgave 3
a Bedrijfskosten als percentage van de omzet
€77.000 / €220.000 = 0,35 --> 0,35 x 100% = 35%
b Netto winst als percentage van de omzet
....

Slide 4 - Slide

Opgave 3
a Bedrijfskosten als percentage van de omzet
€77.000 / €220.000 = 0,35 --> 0,35 x 100% = 35%
b Netto winst als percentage van de omzet
€55.000 / €220.000 = 0,25 --> 0,25 x 100% = 25%

Slide 5 - Slide

Opgave 4
a Met welk bedrag is haar maandomzet gestegen?
€22.000 - €20.000 = €2.000
b Met hoeveel procent is haar maandomzet gestegen
...

Slide 6 - Slide

Opgave 4
a Met welk bedrag is haar maandomzet gestegen?
€22.000 - €20.000 = €2.000
b Met hoeveel procent is haar maandomzet gestegen
€2.000 / €20.000 = 0,10 --> 0,10 x 100%  = 10% 

Slide 7 - Slide

Opgave 5
a Gemiddelde stijging is 8% van eetcafes, doet Joyce het beter of slechter dan gemiddeld?
Beter, ze heeft 10% stijging terwijl gemiddeld 8% is.
b Wat heeft het voor nut om groeipercentages te vergelijken?
....

Slide 8 - Slide

Ieder een eigen taak
  • In een bedrijf heeft iedereen een andere taak
  • We noemen dat arbeidsverdeling
  • Is iedereen goed in zijn/haar taak? Dan verloopt het werk goed en snel

Maken opgave 1

Slide 9 - Slide

De productie per arbeidsuur
  • Door een goede opleiding en door ervaring wordt je beter in je werk
  • Hoeveel je kunt maken in een uur/dag/week/jaar noemen we de arbeidsproductiviteit
  • Hoe beter de werknemer is, hoe hoger de arbeidsproductiviteit

Maken opgave 2

Slide 10 - Slide

Stijging van de arbeidsproductiviteit
  • Bij een stijging produceer je meer in hetzelfde aantal uren
  • Of je produceert hetzelfde in minder uren
  • De arbeidsproductiviteit bereken je zo:
  • Productie / aantal uren

Maken opgave 3

Slide 11 - Slide

De bedrijfskosten dalen
  • Investeringen in apparatuur zijn goed voor de arbeidsproductiviteit
  • Minder mensen voor hetzelfde werk
  • Minder geld voor lonen --> bedrijfskosten lager

Maken opgave 4

Slide 12 - Slide

Nieuwe apparatuur
  • Met nieuwe apparatuur verandert de manier van werken
  • Werk gaat sneller en lichter maar kan ook saaier worden
  • Kwaliteit van producten gaat vaak omhoog
Maken opgave 5

Slide 13 - Slide

Aan het werk
Maken opgave 5 t/m 9 (is ook huiswerk)

Slide 14 - Slide

Herhaling
  • Arbeidsverdeling --> verdelen van taken in een bedrijf
  • Arbeidsproductiviteit --> productie per uur/dag/week
  • Stijging van de arbeidsproductiviteit
  • Nieuwe apparatuur maakt werk makkelijker en sneller, vaak ook betere kwaliteit

Slide 15 - Slide

Fijn weekend

Slide 16 - Slide