1. De regering zorgt voor het onderwijs.2. Iedereen mag onderwijs geven. Maar de overheid houdt toezicht op het onderwijs.
3. De overheid zorgt voor openbaar onderwijs. Openbaar onderwijs is onderwijs voor iedereen. Ook voor mensen met een godsdienst of levensovertuiging.
4. In elke gemeente moeten genoeg openbare basisscholen zijn.
5. In de wet staan de eisen die de overheid moet stellen aan de kwaliteit van het openbaar onderwijs en het bijzonder onderwijs.
6. De kwaliteit van het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs moet hetzelfde zijn. Het bijzonder onderwijs mag wel zelf bepalen welke boeken het gebruikt. Ook mag het bijzonder onderwijs zelf bepalen welke onderwijzers lesgeven.
7. Bijzondere basisscholen krijgen van de overheid evenveel geld als openbare basisscholen. In de wet staat hoeveel geld het bijzonder voortgezet onderwijs van de overheid krijgt.
8. De regering stuurt ieder jaar een verslag aan de Eerste en Tweede Kamer. Daarin staat hoe het gaat met de kwaliteit van het onderwijs.