JCL vraag en aanbod les 11

1 / 33
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma


nabespreken 3.1 tm 3.9
Uitleg kosten omzet en winst en doelstellingen ondernemer
Opgaven maken 3.10 tm 3.12
Afsluiting: wat heb je geleerd? 

Slide 2 - Slide

weektaken
weeknr    data                            taak
week 19   9-5 en 11-5               3.1 tm 3.12
week 20  16-5 en 18-5            3.13 tm 3.25
week 21   23-5 en 25-5           3.26 tm 3.32 en zelftest
week 22   30-5 en 1-6              SO H3 en 6.1 tm 6.6
week 23    8 juni                          6.7 tm 6.11
week 24   13-6 en 15-6             6.12 tm 6.22
week 25   20-6 en 22-6            6.23 en zelftest     

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt de vergelijkingen voor de omzet, kosten en winst opstellen
  • Je kent de verschillende doelstellingen van ondernemers
  • Je kent de BEP-analyse
  • je kunt BEP berekenen
  • je kunt een marginale analyse maken

Slide 4 - Slide

Uitleg
Pak pen & papier om aantekeningen te maken.

Slide 5 - Slide

Welk type kosten zijn er?

Slide 6 - Mind map

variabele en constante kosten
TVK = totale variabele kosten
TCK = totale constante kosten (vaste kosten)

TK=TVK+ TCK

Slide 7 - Slide

Kosten
GTK = Gemiddelde Totale Kosten = TK / q
GCK = Gemiddeld Constante Kosten = TCK / q
GVK = Gemiddeld Variabele Kosten = TVK / q

GTK = GVK + GCK

Slide 8 - Slide

Herhaling: Afzet & omzet 
Het aantal producten dat je verkocht hebt, is de afzet.

Het totaalbedrag dat je met de verkopen ontvangt, is de omzet.

Berekening omzet = afzet x verkoopprijs
TO=pxq
bijvoorbeeld: TO=5q

Slide 9 - Slide

Winst
Winst = Het verschil tussen de totale opbrengst (TO) en de totale kosten (TK).

TW= TO-TK
TW= (pxq) + (TVK x q)
TW= (p-GTK) xq
winstmarge= p-GTK

Slide 10 - Slide

Doelstellingen producent
Kostendekking
maximale omzet
maximale winst

Slide 11 - Slide

Kostendekking
Break-even analyse (BEP, BEO en BEA)

Slide 12 - Slide

BREAK-EVEN analyse
Break-even Point (BEP)
afzet en omzet waar de onderneming uit de kosten is
Geen verlies en geen winst
De totale kosten  (TK) = Totale Opbrengst (TO)
Ook wel: TO - TK = 0
Ook wel GTK = GO
Na het BEP maakt de onderneming winst

Slide 13 - Slide

BREAK-EVEN analyse
Break-even Point (BEP)
BEA en BEO
berekening Break Even Afzet (BEA)->  TO=TK
berekening Break Even Omzet (BEO) BEA x verkoopprijs

Slide 14 - Slide

BREAK-EVEN PUNT
BEP (q) = constante kosten/(prijs p - variabele kosten)
TO=TK
pxq=vk x q+tck
Pxq)-(vk x q)= TCK
(p-vk) x q=TCK
Als alle constante kosten zijn terugverdiend, heb je genoeg aan een prijs gelijk aan de variabele kosten om quitte te spelen.
q=pVKTCK

Slide 15 - Slide

Grafisch aflezen: snijpunt van TO en TK
of bij TW-functie-> TW=0

Slide 16 - Slide

aan de slag....
maken opdracht 3.10 en 3.11
klaar? nakijken of maken 3.1 tm 3.11
timer
5:00

Slide 17 - Slide

Vragen?
VRAGEN

Slide 18 - Slide

Zelf aan de slag!   
Iedereen:
Lezen: paragraaf 4.3 en 4.4
Maken: de vragen 4.10 tm 4.12

Versnellers:

Klaar?:
nakijken 4.1 tm 4.12
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
10:00

Slide 19 - Slide

weektaken
weeknr    data                            taak
week 19   9-5 en 11-5               3.1 tm 3.12
week 20  16-5 en 18-5            3.13 tm 3.25
week 21   23-5 en 25-5           3.26 tm 3.32 en zelftest
week 22   30-5 en 1-6              SO H3 en 6.1 tm 6.6
week 23    8 juni                          6.7 tm 6.11
week 24   13-6 en 15-6             6.12 tm 6.22
week 25   20-6 en 22-6            6.23 en zelftest     

Slide 20 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt de vergelijkingen voor de omzet, kosten en winst opstellen
  • Je kent de verschillende doelstellingen van ondernemers
  • Je kent de BEP-analyse
  • je kunt BEP berekenen
  • je kunt een marginale analyse maken

Slide 21 - Slide

Huiswerk: 
volgende les:
doornemen paragraaf 3.1 tm 3.4
afronden weektaak

leren formules!
Pak je agenda!!

Slide 22 - Slide

prijs: 2250 euro per fiets
constante kosten = 500.000 euro
variabele kosten = 1850 euro per fiets
capaciteit = 4000 fietsen
Wat is het break-even punt?
A
4000 fietsen
B
1250 fietsen
C
2250 fietsen
D
1850 fietsen

Slide 23 - Quiz


Q
1-2000
2001-2500
2.501 - 3.000
3.001 - 3.500
3.501 - 4.000
VK
1.850
1.900
1.950
2.200
2.400
P
2.250
2.250
2.250
2.250
2.250
CK
500.000
500.000
500.000
500.000
500.000
A
De productie en verkoop stijgt van 2000 naar 2500. Elk product extra levert 400 euro extra winst.
B
De productie en verkoop stijgt van 2000 naar 2500. Elk product extra levert 350 euro extra winst.
C
De productie en verkoop stijgt van 2000 naar 2500. Elk product extra levert 300 euro extra winst.
D
De productie en verkoop stijgt van 2000 naar 2500. Elk product extra levert 400 euro extra winst.

Slide 24 - Quiz

Als de (gemiddeld) variabele kosten proportioneel zijn, is de winst maximaal als....
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
de q gelijk is aan de productiecapaciteit.
B
als de productieomvang maximaal is.
C
de GTK minimaal zijn.
D
de GCK minimaal zijn.

Slide 25 - Quiz


Q
1-2000
2001-2500
2.501 - 3.050
3.051- 3.500
3.501 - 4.000
VK
1.850
1.900
1.950
2.200
2.400
P
2.250
2.250
2.250
2.250
2.250
CK
500.000
500.000
500.000
500.000
500.000
A
Bij een productie en verkoop van 3000 stuks, is de extra winst 300 euro per stuk.
B
Bij een productie en verkoop van 3000 stuks, is de extra winst 350 euro per stuk.
C
Bij een productie en verkoop van 3000 stuks, is de winst 300 euro per stuk.
D
Bij een productie en verkoop van 3000 stuks, is de winst 350 euro per stuk.

Slide 26 - Quiz


Q
1-2000
2001-2500
2.501 - 3.000
3.001 - 3.500
3.501 - 4.000
VK
1.850
1.900
1.950
2.200
2.400
P
2.250
2.250
2.250
2.250
2.250
CK
500.000
500.000
500.000
500.000
500.000
A
De marginale kosten van de 1000e fiets is 2250 euro.
B
De marginale kosten van de 2400e fiets is 1950 euro.
C
De marginale kosten van de 3600e fiets is 2400 euro.
D
De marginale kosten van de 1e fiets is 2250 euro.

Slide 27 - Quiz


Q
1-2000
2001-2500
2.501 - 3.000
3.001 - 3.500
3.501 - 4.000
VK
1.850
1.900
1.950
2.200
2.400
P
2.250
2.250
2.250
2.250
2.250
CK
500.000
500.000
500.000
500.000
500.000
A
De winst bij 3000 producten is 400.000 euro
B
De winst bij 3000 producten is 625.000 euro
C
De winst bij 3000 producten is 900.000 euro
D
De winst bij 3000 producten is 6.750.000 euro

Slide 28 - Quiz

uitwerking
totale opbrengst (TO) = 3.000 * 2.250 = 6.750.000
totale variabele kosten = 2.000 * 1.850 + 500 * 1.900 + 500 * 1.950 = 5.625.000
totale constante kosten = 500.000 euro
totale winst = 6.750.000 - 5.625.000 - 500.000 = 625.000

Slide 29 - Slide


Q
1-2000
2001-2500
2.501 - 3.000
3.001 - 3.500
3.501 - 4.000
VK
1.850
1.900
1.950
2.200
2.400
P
2.250
2.250
2.250
2.250
2.250
CK
500.000
500.000
500.000
500.000
500.000
A
De winst bij 3500 producten is 650.000 euro
B
De winst bij 3500 producten is 675.000 euro
C
De winst bij 3500 producten is -175.000 euro
D
De winst bij 3500 producten is 6.750.000 euro

Slide 30 - Quiz

uitwerking
totale opbrengst (TO) = 3.500 * 2.250 = 7.875.000
totale variabele kosten = (2.000 * 1.850)+ (500 * 1.900) + (500 * 1.950) + (500 * 2200) = 3.700.000 + 950.000 + 975.000 + 1.100.000 = 6.725.000 euro
totale constante kosten = 500.000 euro
totale winst = 7.875.000 - 6.725.000 - 500.000 = 650.000

Slide 31 - Slide


Q
1-2000
2001-2500
2.501 - 3.000
3.001 - 3.500
3.501 - 4.000
VK
1.850
1.900
1.950
2.200
2.400
P
2.250
2.250
2.250
2.250
2.250
CK
500.000
500.000
500.000
500.000
500.000
A
Als de afzet stijgt van 3.000 naar 3.500 producten, stijgt de winst met 100.000 euro
B
Als de afzet stijgt van 3.000 naar 3.500 producten, stijgt de winst met 250.000 euro
C
Als de afzet stijgt van 3.000 naar 3.500 producten, stijgt de winst met 25.000 euro
D
Als de afzet stijgt van 3.000 naar 3.500 producten, stijgt de winst met 30.000 euro

Slide 32 - Quiz

uitwerking
Extra opbrengst = 500 * 2.250 euro = 1.125.000 euro
Extra kosten = 500 * 2.200 euro= 1.100.000 euro
De extra winst is 1.125.000 - 1.100.000 = 25.000 euro

Slide 33 - Slide