1HV: Chapitre 5 (bron D + H)

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

 

Klas 1

chapitre 5 bron D & H

Leerdoelen

Aan het eind van deze les kun je:

* werkwoorden in de passé composé zetten

* uitleggen hoe je de passé composé maakt

* het verschil aangeven tussen de présent en de passé composé

* het bijvoeglijk naamwoord herkennen en gebruiken

LE PASSÉ COMPOSÉ

Hoe zet je de zin 'ik eet een appel' in de voltooide tijd in het Nederlands?

Kies de juiste vorm van avoir

Tu ....

1. avons
2. as
3. ont
4. a

Kies de juiste vorm van avoir

On ....

1. avons
2. as
3. ont
4. a

Kies de juiste vorm van avoir

Vous ....

1. avons
2. ont
3. avez
4. ai

Kies de juiste vorm van avoir

J' ....

1. avons
2. ont
3. avez
4. ai

Nous avons habité

1. Présent
2. Passé composé

Zet in de passé composé
Je (danser)

1. J'ai dansé
2. J'ai danser
3. J'avez dansé
4. Je suis dansé

Zet in de passé composé
Tu (chanter)

1. Tu ai chanté
2. Tu as chanté
3. Tu avez chanter
4. Tu es chanter

Zet in de passé composé
Nous (manger)

HET BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

C'est un film intéressant.
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...

Het bijvoeglijk naamwoord

Un film intéressant. >> mannelijk enkelvoud

Une série intéressante. >> vrouwelijk enkelvoud

Deux films intéressants. >> mannelijk meervoud

Deux séries intéressantes. >> vrouwelijk meervoud

• In het Frans past het bijv nw zich aan naar het zelfst nw.

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk enkelvoud zelfst nw krijgt een extra ...

1. e
2. s
3. es
4. niets

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk enkelvoud zelfst nw krijgt dus

1. niets erbij
2. een extra e
3. es erbij
4. s erbij

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een mannelijk zelfst nw in meervoud krijgt

1. niets erbij
2. es
3. s
4. e

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw in meervoud krijgt

1. s
2. niets erbij
3. es
4. e

Kies het juiste antwoord.
Léa est une fille ______________ (blond).

1. blonde
2. blond

Kies het juiste antwoord.
La maison est très ______________ (grand).

1. grande
2. grand

Kies het juiste antwoord.
J'ai deux cousins ______________. (français) > tip: un cousin

1. française
2. français.

Kies het juiste antwoord.
J'adore les jupes ______________ (bleu)> tip: la jupe!

1. bleus
2. bleues

Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit).

Maak de zin goed af:
C'est un film ___ (difficile).

Maak de zin goed af:
J'adore ta robe ___ (vert) >tip: la robe.

Maak de zin goed af:
Ce sont deux garçons ___ (français, tip: un garçon)

Heb je de leerdoelen behaald?

Ja

Deels

Nog niet

Merci et au revoir!