Myologie les 1 en 2 leerjaar 1 Dulon College

Spieren
1 / 53
next
Slide 1: Slide
anatomieMBOStudiejaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spieren

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen myologie les 1 en 2
- algemene kennis van spieren aanleren.

- weten door welke weefsels de spieren zijn omgeven.

-maak een account in quizlet aan en maak zelf je flitskaartjes

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

wat weet je al over
spieren?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat betekent Myologie?
A
bottenleer
B
de leer van het menselijk lichaam
C
zenuwleer
D
spierenleer

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

In het volgende filmpje
wordt er heel veel uitgelegd over het menselijk lichaam welke aspecten van het menselijk lichaam hoor en zie je allemaal voorbij komen?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Hoeveel spieren heb je ongeveer?
A
500
B
200
C
400
D
600

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Zonder spieren kunnen botten en gewrichten niet bewegen. spieren kunnen aan de buitenkant goed te zien zijn, maar er zijn ook spieren die zorgen voor onzichtbare bewegingen. Zoals de darmen die darmbewegingen laten ontstaan. Het lichaam heeft ongeveer 600 spieren.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Deze spieren raken snel vermoeid
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Deze spieren reageren snel
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Dwarsgestreept spierweefsel is
A
Autonoom
B
Niet autonoom

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

3 soorten spierweefsel
1. dwarsgestreept:
- buitenkant lijkt alsof er dwarse strepen op de spier zitten. 
- reageert snel, maar raken snel vermoeid
- bewust aanspannen (willekeurige spieren)
2. glad
3. hartspierweefsel

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

Afhankelijk van de wil.
Dwarsgestreept spierweefsel. Dit tref je aan in: skeletspieren
Deze dwarse streping is onder de microscoop zichtbaar.
Celkernen zijn niet meer duidelijk te herkennen door versmelting van de cellen.

Spieren in je dunne darm zijn
A
kun je zelf aansturen
B
kun je niet zelf aansturen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

De spieren in je dunne darm bestaan uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

3 soorten spierweefsel
Glad:
- zit in de wand van holle organen (darmen)
- trekken langzaam samen en raken bijna nooit vermoeid.
- niet bewust samentrekken (onwillekeurige spieren)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

3 soorten spierweefsel
Hartspierweefsel
- kan snel reageren 
- onvermoeibaar
- onwillekeurig 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions


Slide 18 - Slide

Onwillekeurige spieren = glad spierweefsel
Geen strepen, werken buiten de wil om en worden niet moe werken dag en nacht door.
Hartspierweefsel: dwarse strepen, maar toch een onwillekeurige spier
Bij contractie worden de spieren...
A
korter
B
Langer

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Bij contractie worden de spieren korter
De vorm van cellen is van belang voor de samentrekking van spierweefsel. De cellen moeten zich kunnen verkorten om spiercontractie mogelijk te maken. (samentrekking van spieren)

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

De wanden van de inwendige organen zijn opgebouwd uit .... spieren
A
Dwarsgestreepte
B
Gladde

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

De wanden van inwendige organen zijn opgebouwd uit gladde spieren
Gladde spieren functioneren onwillekeurig. Dit betekent dat je gladde spieren niet bewust kunt aansturen. Deze spieren vormen de wanden van de zogenoemde holle organen in je lichaam, zoals de maag, blaas en bloedvaten. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Skeletspieren werken voornamelijk door ... beweging
A
vrijwillige
B
onvrijwillige

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

skeletspieren 
Skeletspieren zijn spieren van het bewegingsapparaat die je gebruikt voor willekeurige, gecontroleerde bewegingen. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Gladde spiercellen leiden tot ... samentrekkingen
A
vrijwillige
B
onvrijwillige

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

X Elke spier, spierbundel en spiervezel wordt afzonderlijk omgeven door .....
A
Pezen
B
Bindweefsel
C
Een netwerk van zenuwcellen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

stelling: Pezen zorgen vooral voor onderlinge verbindingen tussen spieren.
A
Deze stelling is correct
B
Deze stelling is niet correct

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Pezen
Pezen zorgen voor aanhechting van spieren aan botten. 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Skeletspieren werken vaak in paren om beweging te genereren door samen te trekken en vervolgens te ontspannen. Deze paren bestaan uit een agonist en een antagonist. Een agonist en antagonist hebben ..... werking
A
Dezelfde
B
een tegengestelde

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Agonist en een antagonist 
Een agonist en een antagonist hebben een tegengestelde werking. Een bekend voorbeeld van een agonist en een antagonist zijn buigers en strekkers

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

X Een zenuwcel is opgebouwd uit verschillende elementen.
.... Verbinden de zenuwcellen van het ruggenmerg met de spier
A
Axonen
B
Dendrieten
C
antwoord A en B
D
Geen van beide

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

X Axonen
In de spier komen de impulsen via de axonen terecht op een speciale synaps: de motorische eindplaat

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Hoge belasting van spieren leidt tot .....
A
Atrofie
B
Hypertrofie

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Atrofie en hypertrofie
Hypertrofie betekent het vergroten van spieren. Dit is een normale reactie van de spieren op verhoging van de spierbelasting. Zo vindt er ook een aanpassing plaats in spieren die gedurende langere tijd niet worden gebruikt: atrofie

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Spiertonus
Spiertonus, de spieren zorgen voor een bepaalde houding van het lichaam . De spieren hebben daardoor een bepaalde spanning ( aantrekken van spierweefsels met ontspanning van tegengestelde spieren) die tonus wordt genoemd.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Wat is spieratrofie

Slide 37 - Open question

This item has no instructions

Spieratrofie
Spieratrofie spieren die weinig gebruikt worden nemen in kracht en omvang af , dit noemt men atrofie van de spieren ( denk aan arm in het gips)

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Wat is spierdystrofie

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Spierdystrofie
Spierdystrofie is een spierziekte die wordt veroorzaakt door een genetische afwijking, waarbij het spierweefsel geleidelijk wordt afgebroken, wat leidt tot toenemende zwakheid en invaliditeit

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Les evalueren
Beschrijf wat je vandaag hebt geleerd

Slide 41 - Open question

This item has no instructions

Les evalueren
Beschrijf wat je leuk vond aan de les

Slide 42 - Open question

This item has no instructions

Les evalueren
Beschrijf wat je minder leuk vond aan de les

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

De spieren in je halsslagader bestaan uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een antagonist?
A
een spier met een tegengestelde werking
B
een spier met dezelfde werking
C
allemaal pezen bij elkaar

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Slide 46 - Video

This item has no instructions

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Hoe noemen we spierspanning?
A
Bolus
B
Tonus
C
Agonist
D
Hyper

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Spiervezeltype


Type 1: rode spiervezels; slow-twitch  
Goed doorbloed, duursporters




Type 2: witte spiervezels; fast-twitch
minder goed doorbloed, kracht en sprint

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

een marathonrenner heeft meer
A
witte spiervezels
B
rode spiervezels
C
slow twitch
D
fast twitch

Slide 52 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht
Er zijn verschillende aandoeningen (ziektebeelden) rondom de spieren zoals; 
- ALS
- aangeboren spierdystrofie
- verlamming 
- spieratrofie
en nog meer

Slide 53 - Slide

This item has no instructions