1B Nederlands les 1

Schrijven van een advertentie/flyer
Herhaling hoofdstuk 5
Herhaling van de onderdelen Lezen, Woordenschat
Nederlands
week 23 les 1
Maken de brug, achterin je boek
Volgende week dinsdag: toets hoofdstuk 5
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Schrijven van een advertentie/flyer
Herhaling hoofdstuk 5
Herhaling van de onderdelen Lezen, Woordenschat
Nederlands
week 23 les 1
Maken de brug, achterin je boek
Volgende week dinsdag: toets hoofdstuk 5

Slide 1 - Slide

Vorige les
Schrijven van een flyer of advertentie
Het cijfer hiervoor krijg je later deze week.

We hebben nu heel Hoofdstuk 5 af.
Dit heb je al het goed is allemaal nagekeken.
Zo niet, dan krijg je de kans om dit in deze les nog te doen.
Zorg dan wel dat je al het andere werk afmaakt als thuiswerk.


Slide 2 - Slide

Deze les
Herhalen theorie hoofdstuk 5
Lezen, Woordenschat, Taalverzorging

Want: toets Hoofdstuk 5 volgende week dinsdag, 
op papier dus niet via Lessonup. 

Leerlingen die thuis les krijgen, krijgen de toets opgestuurd

Slide 3 - Slide

Lezen: Het doel van een tekst
Elke tekst heeft een doel. De schrijver bedenkt dit doel voordat hij de tekst schrijft. Er zijn 5 verschillende doelen van een tekst:
1. informatie geven
2. iets leren of uitleggen
3. iets laten doen
4. mening geven
5. amuseren

Slide 4 - Slide

Voorbeelden
1. informatie geven: een nieuwsbericht
2. iets leren of uitleggen: een recept
3. iets laten doen: een advertentie
4. mening geven: een boekbespreking
5. amuseren: een verhaal

Slide 5 - Slide

Bedenk nu zelf een ander voorbeeld bij: amuseren

Slide 6 - Open question

Bedenk nu zelf een ander voorbeeld bij: informatie geven

Slide 7 - Open question

Woordenschat: een bekend woorddeel zoeken
Soms ken je de betekenis van een woord niet. Je kunt dan op zoek gaan naar een deel van het woord dat je al wel kent. 
Er zijn 3 soorten:
1. samenstelling
2. voorvoegsel
3. achtervoegsel

Slide 8 - Slide

Voorbeelden
1. samenstelling: bankstel bestaat uit het woord bank en het woord stel. Stel betekent 2, dus 2 banken
2. voorvoegsel: bij het woord onnodig herken je het woord nodig en het woord 'on'. On betekent niet, dus niet nodig.
3. achtervoegsel: tijdloos bestaat uit het woord tijd, met het achtervoegsel loos. Loos betekent 'zonder', dus zonder tijd. 

Slide 9 - Slide

Herkenning
Op dezelfde manier kun je dus te werk gaan bij woorden die je niet kent. 

Er zit meestal wel iets van herkenning in zo'n woord.

Slide 10 - Slide

Vragen? 

Slide 11 - Slide

Aan het werk
Afspraak: niet af in de les, dan is het huiswerk voor de volgende les

Zoek achterin je boek het hoofdstuk De Brug.
Maak van alle onderdelen (Lezen, Woordenschat, Taalverzorging) 1 opdracht naar keuze die staat onder Hoofdstuk 5. Nakijken doen we de volgende les

Slide 12 - Slide

Klaar?
Nakijken doen we de volgende les. Laat aan de docent zien dat je klaar bent.

Je kunt 2 dingen doen:
1. alvast leren voor de toets
2. stil iets voor jezelf doen

Slide 13 - Slide

Vragen?

Slide 14 - Slide

Einde les
Eventueel voorlezen uit 2C of Matilda

Galgje spelen

Black stories/raadsels

Slide 15 - Slide