This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
H3: 1800-nu Wie beslist?
Memo klas 2 mavo
3.2 De Oranjes worden de baas
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen:
- waarom Nederland in 1813 weer een koninkrijk werd
-hoe het land toen bestuurd werd
-waarom Nederland in 1848 een nieuwe grondwet kreeg
-welke gevolgen dit had voor het bestuur van Nederland.
Slide 2 - Slide
Hoe zat het ook alweer?
1800-1900
Burgers en stoommachines
Industriële revolutie
fabrieken
Maar daarvoor ook:
1795-1813: Fransen de baas in Nederland, tijd van Napoleon
Slide 3 - Slide
1789:
De Franse Revolutie
Strijd voor vrijheid, gelijkheid en broederschap
De koning wordt afgezet en vermoord
Meer gelijkheid: einde aan de standenmaatschappij
Een grondwet
Slide 4 - Slide
1795-1801:
Bataafse Republiek
Revolutie o.l.v. de Patriotten: zij willen meer invloed voor het volk
De Patriotten krijgen hulp van de Fransen
Frankrijk bezet Nederland (1795-1813) en stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland
Slide 5 - Slide
1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Napoleon verslagen bij Waterloo
Zoon van gevluchte stadhouder Willem V wordt koning Willem I
Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg
Slide 6 - Slide
1813-1840:
Koning Willem I
Nederland is vanaf 1813 een monarchie. Willem I wordt koning.
In 1815: grondwet: constitutionele monarchie: koninkrijk met een grondwet (=basiswet met rechten en plichten voor alle burgers. Er staat ook in hoe het land bestuurd moet worden)
Koning heeft veel macht!
Eerste Kamer én alle ministers werden benoemd door koning
Tweede Kamer gekozen door rijke burgers
Slide 7 - Slide
Belgische Revolutie
1830
Tijdens de viering van de verjaardag van koning Willem I in Brussel,
slaat de vlam in de pan en komt het volk in opstand.
Ruim een maand later roepen de Belgen hun onafhankelijkheid uit
Slide 8 - Slide
1830-1839: België wordt onafhankelijk
Oorzaken:
Nederlands officiële taal
Protestantse geloof is de staatsgodsdienst: België is katholiek
Belangrijke banen vaak in handen van Nederlanders
Nederland wordt voorgetrokken
Slide 9 - Slide
Gevolgen
1831: Leopold I wordt de eerste Belgische koning
1839: onder internationale druk erkent Willem I de onafhankelijkheid
1840: Willem I treedt af
Slide 10 - Slide
1840-1848:
Koning Willem II
Conservatief: wil liever geen veranderingen
Regeert, min of meer, als absoluut vorst
Moet niets weten van democratie
Slide 11 - Slide
Aantekening (1)
1813 komt er weer een Oranje op de troon: Willem I wordt koning der Nederlanden
Belgie wordt bij Nederland gevoegd en Nederland krijgt een tweekamer- stelsel met een Eerste en een Tweede Kamer
Tweede Kamer : gekozen door kleine groep rijke burgers
Eerste Kamer : benoemd door de koning.
Ministers regelen zaken op een bepaald gebied bijvoorbeeld: financiele zaken
1830 ontstaat er opstand in Belgie, Belgie hoort hierna niet meer bij NL
Slide 12 - Slide
Aantekening (2)
1848 = belangrijk jaar! -> nieuwe grondwet
in heel Europa zijn opstanden en revoluties: mensen eisen meer inspraak. De Franse koning treedt af.
liberalen o.l.v. Thorbecke zorgen in NL voor nieuwe grondwet ->
alle burgers krijgen dezelfde grondrechten, bv vrijheid van meningsuiting
koning verliest politieke macht
ministers moeten gehoorzamen aan het parlement, niet meer aan de koning
rijke burgers kiezen het parlement, niet de koning
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Wie mogen er in 1848 stemmen?
A
Mannen
B
Rijke mannen en vrouwen
C
Mannen die voldoende belasting betalen
D
Niemand
Slide 15 - Quiz
Wat is een constitutionele monarchie?
A
Koninkrijk met een grondwet
B
Koninkrijk zonder grondwet
C
Land met een grondwet maar geen koning
D
Koninkrijk met een absolute koning
Slide 16 - Quiz
In welk jaar kreeg Nederland voor het eerst een Nederlandse koning?
A
1813
B
1815
C
1830
D
1848
Slide 17 - Quiz
Een ander woord voor constitutie is:
A
Koning
B
Grondwet
C
Republiek
D
Parlement
Slide 18 - Quiz
De belangrijkste politieke groep in 1848 waren de ......?......
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Confessionelen
Slide 19 - Quiz
In 1848 zijn dit de belangrijkste namen:
A
Willem I - Thorbecke
B
Willem II - Willem I
C
Willem II - Thorbecke
D
Willem III - Thorbecke
Slide 20 - Quiz
Wie hebben er kiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen
Slide 21 - Quiz
Ministeriële verantwoordelijkheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Ministers zijn verantwoordelijk voor goed bestuur
C
Ministers hebben geen invloed
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning
Slide 22 - Quiz
Welke politieke groep mocht een nieuwe grondwet maken
A
Socialisten
B
liberalen
C
democraten
D
prinsgezinden
Slide 23 - Quiz
Een land zonder koning(in) is een:
A
Monarchie
B
Republiek
C
Dictatuur
D
Staat
Slide 24 - Quiz
Wat betekent ' algemeen kiesrecht? '
A
stemrecht voor vrouwen
B
stemrecht voor rijke mannen
C
stemrecht voor mannen
D
stemrecht voor mannen en vrouwen
Slide 25 - Quiz
Koninkrijk met een grondwet is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie
Slide 26 - Quiz
Het volk regeert via gekozen volksvertegenwoordigers Dit noem je:
A
Een dictatuur
B
Een monarchie
C
Een parlementaire democratie
D
Verkiezingen
Slide 27 - Quiz
Wie had de meeste macht voor 1848?
A
De koning
B
Het parlement
C
Provinciale Staten
D
De ministers
Slide 28 - Quiz
Wie had de meeste macht na 1848?
A
De koning
B
Het parlement
C
Provinciale Staten
D
De ministers
Slide 29 - Quiz
Leerdoelen
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen:
- waarom Nederland in 1813 weer een koninkrijk werd
-hoe het land toen bestuurd werd
-waarom Nederland in 1848 een nieuwe grondwet kreeg
-welke gevolgen dit had voor het bestuur van Nederland.