Present continuous and present simple

Present simple and Present continuous
Made by Isa, Mirthe, Femke, amy and Lorissa
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Present simple and Present continuous
Made by Isa, Mirthe, Femke, amy and Lorissa

Slide 1 - Slide

Agenda
Te behandelen onderwerpen
Hoe maak je de present simple
Wanneer gebruik je de present simple + signaalwoorden
Hoe maak je het vragend
Hoe maak je het ontkennend

Slide 2 - Slide

Present simple
in een present simple
gebruik je altijd het hele werkwoord.
 maar bij de 3e persoon enkelvoud (he/she/it) voeg je er nog een –s aan toe.

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je de present simple?
Je gebruikt de present simple bij gewoonte, regelmaat en feiten in de tegenwoordige tijd.

Slide 4 - Slide

present simple vragend maken
Je maakt de present simple vragend door:
do
does
toe te voegen
I wear a sweater everyday. - Do i wear a sweater everyday?
She has a cat.- Does she have a cat?

Slide 5 - Slide

present simple ontkennend maken
Je maakt de present simple ontkennend door:
Do no/don't
does not/ doesn’t
toe te voegen
I like fruit. - I don‘t like fruit.
she plays football. - She does not play football.

Slide 6 - Slide

Agenda
Hoe maak je de present continuous?
Wanneer gebruik je de present continuous + signaalwoorden
Hoe maak je de present continuous vragend?
Hoe maak je de present continuous ontkennend?


Slide 7 - Slide

Hoe maak je de present continuous?
Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter. Het eerste gedeelte verandert steeds, het tweede gedeelte blijft hetzelfde. Je kiest tussen am/is/are. De -e verdwijnt en je plakt -ing erachter. Je verdubbelt de medeklinkers voor -ing.

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je de present continuous?
Je gebruikt de present continuous:
Als iets nu gebeurt (vaak met signaalwoorden: at the moment, listen, now, etc.)
Als iets vaak gebeurt waar je je aan ergert (vaak met signaalwoord always)
Als iets in de nabije toekomst plaatsvindt en je het al afgesproken hebt
Bij een handeling of gebeurtenis van bepaalde duur die op het ogenblik dat men spreekt gaande is.



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide