toetsvragen laatste blok contractactiviteiten

Neusmaag sonde inbrengen, is dit een risicovolle handeling of een voorbehouden handeling?
A
risicovolle handeling
B
voorbehouden handeling
1 / 36
next
Slide 1: Quiz
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Neusmaag sonde inbrengen, is dit een risicovolle handeling of een voorbehouden handeling?
A
risicovolle handeling
B
voorbehouden handeling

Slide 1 - Quiz

In het meest doorgankelijke neusgat wordt de sonde ingebracht.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Welk onderstaand antwoord is juist voor de maatbepaling?
A
neuspunt-borstbeen-oorlel
B
oorlel-borstbeen- neuspunt
C
neuspunt-oorlel-borstbeen
D
geen enkel antwoord is juist

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste PH waarde om sondevoeding te geven?
A
PH lager dan 5,5
B
PH hoger dan 5,5
C
PH lager of gelijk aan 5,5

Slide 4 - Quiz

Wat doe je als je geen maagsap op kan halen?
A
dan breng je de neus-maagsonde 5 tot 10% verder in of je trekt deze wat terug
B
je vraagt de zorgvrager om op de zij te gaan liggen
C
overleg je met de arts
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 5 - Quiz

Welk antwoord is juist voor het controleren van de ligging van de sonde?
A
Het gebruik van een grote spuit geeft minder druk of minder zuigkracht
B
Kleine spuiten hebben een hogere zuigkracht en kunnen daarom geen schade toebrengen aan het maagvlies
C
Het gebruik van een grote spuit geeft meer druk en meer zuigkracht
D
Kleine spuiten hebben een lagere zuigkracht en kunnen daarom schade toebrengen aan het maagvlies

Slide 6 - Quiz

Een colostoma bevindt zich meestal links op de onderbuik.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Betekenis van het woord obstructie?
A
ontsteking
B
afsluiting
C
gezwel
D
verdikking

Slide 8 - Quiz

Stoma irrigeren kun je uitvoeren bij?
A
colostoma
B
ileostoma
C
urinestoma
D
dubbelloops stoma

Slide 9 - Quiz

Welk antwoord is juist? Voor een indicaties van het irrigeren van de stoma?
A
keuze van zorgvrager: na spoeling 24 tot 48 uur vrij van continue productie van ontlasting
B
obstipatie
C
ter voorbereiding van een operatie of scopie
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 10 - Quiz

Een urinestoma wordt ook wel een Brickerstoma genoemd
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Een continent ileostoma wordt ook wel kockpouch genoemd
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Welk antwoord is juist?
A
colon betekend dikke darm
B
itis betekend ontsteking
C
olcerosa betekend zweren
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 13 - Quiz

Intermitterend katheteriseren doe je hoe vaak per dag?
A
tussen de 4 en 6 maal
B
tussen de 8 en 10 maal
C
tussen de 1 en 3 maal
D
tussen de 2 en 7 maal

Slide 14 - Quiz

Wat is 1 nadeel van een verblijfskatheter?
A
risico op artritis
B
risico op spasme
C
risico op urethritis
D
risico op galstenen

Slide 15 - Quiz

Een SP katheter zit op de volgende plek?
A
boven het schaambeen
B
onder het schaambeen

Slide 16 - Quiz

Een SP katheter wordt ingebracht door?
A
Neuroloog
B
Anesthesioloog
C
Uroloog
D
Verzorgende

Slide 17 - Quiz

Welke methode van blaasspoelen kennen we bij een 2 lumen katheter

A
gesloten systeem
B
open systeem
C
beide juist
D
beide onjuist

Slide 18 - Quiz

Het opheffen of voorkomen van verstoppingen is geen indicatie van blaasspoelen.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

De beste temperatuur van blaasspoelvloeistof is?
A
op kamer temperatuur
B
maakt niet uit
C
op lichaamstemperatuur
D
40 graden

Slide 20 - Quiz

Welke katheter gebruik je wanneer je ook continu moet blaasspoelen?
A
eenmalige katheter
B
driewegkatheter
C
dubbelloopskatheter

Slide 21 - Quiz

Wat is geen indicatie voor het inbrengen van een verblijfskatheter?
A
urineretentie
B
postoperatief
C
wens van de zorgvrager
D
obstructie van de prostaat

Slide 22 - Quiz

Katheteriseren is een voorbehouden handeling?
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Een Tiemann katheter heeft een gebogen punt.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Een dubbellumen katheter word ook wel een...... (welk antwoord is juist) genoemd.
A
1 malige katheter
B
Catheter a demeure

Slide 25 - Quiz

Een vrouw heeft een langere urinebuis dan een man.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

Wat is de juiste betekenis van een urimeter?
A
open opvangsysteem
B
gesloten opvangsysteem
C
open opvangsysteem met nauwkeurige maatverdeling
D
gesloten opvangsysteem met nauwkeurige maatverdeling

Slide 27 - Quiz

Een gesloten opvangsysteem minimaliseert het risico op kathetergerelateerde urineweginfecties.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Blaaskrampen tijdens blaasspoelen kunnen ontstaan door?
A
te koude blaasvloeistof
B
verkeerde blaasvloeistof
C
te warme blaasvloeistof

Slide 29 - Quiz

Een pas aangelegde SP katheter moet binnen........ weer worden ingebracht.
A
binnen 1 uur
B
binnen 3 uur
C
binnen 6 uur
D
binnen 1 tot 6 uur

Slide 30 - Quiz

Wat is de juiste betekenis van urine retentie?
A
De hoeveelheid urine wat je uit plast
B
De hoeveelheid urine wat je niet uit plast

Slide 31 - Quiz

Betekenis van het woord
collabeert?
A
de blaas wordt te snel geleegd
B
de blaas wordt te langzaam geleegd
C
de blaas wordt niet geleegd
D
de blaas is te vol

Slide 32 - Quiz

Welke symptomen kunnen wijzen op blaas retentie?
A
kleine beetjes urine verlies
B
terugkerende aandrang bij het plassen
C
buikpijn
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 33 - Quiz

Bij een longembolie....
A
is de elasticiteit van de longblaasjes verloren gegaan
B
is er sprake van een stilstand van de ademhaling
C
is de longslagader geblokkeerd door een bloedstolsel

Slide 34 - Quiz

Pneumothorax betekend?
A
hyperventilatie
B
apneu
C
klaplong
D
longembolie

Slide 35 - Quiz

Welk antwoord is juist?
A
micro-organismen kunnen worden vastgesteld met een bacteriologisch onderzoek
B
bij een cytologisch onderzoek worden cellen onderzocht
C
bij een hematologisch onderzoek wordt het bloed onderzocht
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 36 - Quiz