This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
12.2 Het zit in de familie
Herhaling 12.1
Uitleg 12.2
Slide 1 - Slide
Fenotype
Homozygoot
Een "onderdrukt" allel
De allelen voor een bepaalde eigenschap
Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot
De waarneembare eigenschap van een organisme
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Recessief allel
Gen
Heterozygoot
AA
aa
Aa
Slide 2 - Drag question
Nieuwe begrippen
Monogeen
Erfelijke aandoening bepaald door 1 gen
Bijv. albinisme
Drager
Iemand met een gezond en een ziekmakend allel
Elk mens heeft 6 tot 10 ziekmakende allelen
Slide 3 - Slide
Recessieve overerving
Beide ouders zijn drager (heterozygoot)
Kind krijgt 2 recessieve allelen voor de erfelijke aandoening; gevolg: aangedaan ("ziek")
Homozygoot recessief persoon is dus "ziek"
Slide 4 - Slide
Dominante overerving
1 van de ouders moet ziek zijn (heterozygoot of homozygoot dominant)
Kinderen met het dominante allel zijn ziek
Aandoening vaak bij meerdere generaties in een familie
50% kans om de ziekte als ouder door te geven
Slide 5 - Slide
Geslachtsgebonden recessieve overerving
Meestal op het X-chromosoom
Notitie:
Kleurenblindheid
Slide 6 - Slide
Kleurenblindheid
Gebonden aan het X-chromosoom
Mannen hebben maar 1 X-chromosoom dus meer kans op kleurenblindheid
1 op de 12 mannen kleurenblind
Kans op een kleurenblind meisje <0.5%
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Geslachtsgebonden dominante overerving
Komt bijna niet voor.
Slide 9 - Slide
Recessieve overerving...
A
krijg je alleen als je twee keer het ziekmakende allel hebt
B
krijg je alleen als het gezonde allel ontbreekt
C
krijg je alleen maar als je heterozygoot bent
D
heeft een dominant ziekmakend allel
Slide 10 - Quiz
Geslachtsgebonden dominante overerving komt minder vaak voor dan geslachtsgebonden recessieve overerving. Hoe kan dat?
A
Er zijn minder dominante ziektes
B
Dat is niet waar, dominante ziekte komen vaker voor
C
Als je ziek bent neem je vaak geen kinderen
D
Door de ziektes kun je onvruchtbaar worden
Slide 11 - Quiz
Wolter heeft een erfelijke aandoening. Zijn beide ouders hebben het allel voor deze ziekte ook, maar zijn gezond. Van welk type overerving is deze ziekte een voorbeeld?
A
autosomale, dominante overerving
B
autosomale, recessieve overerving
C
geslachtsgebonden, dominante overerving
D
geslachtsgebonden, recessieve overerving
Slide 12 - Quiz
Je hebt een X-gebonden recessieve overerving. Zowel de vader als de moeder hebben een X-chromosoom met de afwijking. Hoe groot is hier de kans op een dochter met de afwijking?
A
100%
B
50%
C
25%
D
0%
Slide 13 - Quiz
Cees heeft een erfelijke aandoening. De ziekte wordt door de moeder doorgegeven. Moeders krijgen zelf de ziekte vrijwel niet. Van welk soort overerving is deze ziekte een voorbeeld?