Les 1

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

At the end of this lesson...

- I know what to expect from the Technical English lessons

Slide 2 - Slide

Technical English

- once a week
- three extra tests (UNIT A, B, C)

Slide 3 - Slide

Technical stuff :)

Slide 4 - Mind map

 What: Do the worksheet
 How: On the worksheet
 Help: You can work together
 Time: 5 minutes
 Done: Look through the book
Even inkomen :)
timer
5:00

Slide 5 - Slide

1: 
9: 
2: 
10: 
3: 
11: 
4:
12:
5: 
13:  
6: 
14: 
7: 
15: 
8: 
16: 

Slide 6 - Slide

1: Plug
9: Socket/Outlet
2: Wire
10: Trip Switch (RCCB)
3: Light Bulb
11: Distribution Panel
4: Switch
12: Electric Meter
5: Fluorescent Light
13: Main Switch (MCCB) 
6: Lamp Socket
14: Earthed/ Grounded
7: Multimeter
15: Wiring
8: Circuit Breaker
16: Energy Saving Bulb

Slide 7 - Slide

Wat betekent het werkwoord 'to be'?
'To be' is het werkwoord 'zijn'.

I                 am (ben)
He             is (is)
She           is (is)
It                is (is)
You           are (zijn)
We            are (zijn)
You           are (zijn)
They         are (zijn)

Slide 8 - Slide

Vormen van 'to be'



In de tegenwoordige tijd heb je drie vormen van 'to be', namelijk:
am, are & is

Voorbeelden:
I am the best                                   He is the best                   You are the best
Am hoort bij
I
Are hoort bij
you, we, they & you
Is hoort bij
he, she & it

Slide 9 - Slide

Wanneer gebruik je het werkwoord 'to be'?
Het werkwoord 'to be' gebruiken we bij:
Persoonlijke voornaamwoorden

Voorbeelden:
We are family                      She is my sister                 It is broken

Zelfstandige naamwoorden

Voorbeelden:
John is my best friend                The cat is tired                     The car is very fast

Slide 10 - Slide

Het werkwoord 'to be' afkorten
Je kunt het werkwoord 'to be' ook afkorten.


I am the best                 --> I'm the best
You are the best          --> You're the best
She is the best             --> She's the best
Dit kan alleen bij persoonlijke voornaamwoorden

Slide 11 - Slide

Hoe gebruik je het werkwoord 'to be' bij ontkenningen?
Bij ontkennende zinnen zet je 'not' achter de vorm van 'to be'.

Voorbeelden:
They are not gone                    She is not here             I am not eating

Slide 12 - Slide

Ontkenningen met 'to be' afkorten
Ontkenningen met 'is not' en 'are not' kan je ook afkorten.



Voorbeelden:
They are not the best            --> They aren't the best
She is not the best                 --> She isn't the best
Bij 'am not' kan dat niet!

Slide 13 - Slide

Hoe gebruik je het werkwoord 'to be' bij vragen?
Als je vraagzinnen moet maken met to be, dan zet je am,are,is vooraan in de zin.
Voorbeelden:
They are gone                    Are they gone?       
I am eating                          Am I eating?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link

 What: Do excercise 6-7-8
 How: In your notebook
 Help: You can work together
 Time: 10 minutes
 Done: Make a wordlist of the words
Unit A
timer
10:00

Slide 17 - Slide

At the end of this lesson...

- I know what to expect from the Technical English lessons

Slide 18 - Slide

Useful Phrases
Hello, what's your name?
Hallo, hoe heet jij?
Where are you from?
Waar kom jij vandaan?
What do you do?
Wat doe je? (voor werk, school etc)

Slide 19 - Slide

pick up
oppakken
put down
neerleggen
raise
omhoog doen
listen
luisteren
lower
verlagen
read
lezen
say
zeggen
stand
staan
start
starten
sit
zitten
stop
stoppen
write
schrijven

Slide 20 - Slide

closed
gesloten
down
naar beneden
in
in
left
links
off
uitdoen
on
aan/op
open
openen
out
naar buiten
right
rechts
up
naar boven
under
onder

Slide 21 - Slide

adapter
adapter
antenna
antenne
bolts
bouten
cable
kabel
chisel
beitel
nuts
moeren
plug
plug
saw
zaag
screws
schroeven
screwdriver
schroevendraaier
spanner
moersleutel
washers
sluitringen

Slide 22 - Slide