4bk Thema 7.1 en 7.2 inwendig milieu en lever

 1. Het inwendig milieu
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 5.15 min

Items in this lesson

 1. Het inwendig milieu

Slide 1 - Slide

7.1 - Doel van de les: 
je kunt omschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

stoffen opnemen
van uitwendig naar inwendig milieu

bijv. voedingsstoffen in je bloedplasma, vocht tussen je cellen

Slide 4 - Slide

stoffen uitscheiding
van inwendig naar uitwendig milieu

bijv. afvalstoffen als CO2, urine
 gal

Slide 5 - Slide

stoffen opslaan
bewaren in je inwendige milieu

bijv. vet onder je huid, 
glucose(glycgeen) als brandstof

Slide 6 - Slide

constant inwendig milieu
opnemen
uitscheiden
opslaan

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Eilandjes van Langerhans

Slide 9 - Slide

er is teveel glucose!


Langerhans maakt : Insuline
glucose opslaan als glycogeen

Slide 10 - Slide

er is te weinig glucose!


Langerhans maakt glucagon!
Glycogeen wordt omgezet in glucose 

Slide 11 - Slide

2. De lever

Slide 12 - Slide

Doel van de les: 
Je kunt de functie van de lever noemen
je kunt omschrijven wat hepatitus is

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Insuline 
glucose opslaan als  glucogeen in lever en spieren
glucogeen wordt vrijgemaakt als glucose
-
glucagon

Slide 15 - Slide

Bloedplasma
  • Plasma-eiwitten (fibrinogeen)
  • Water
  • Opgeloste stoffen 
Eiwitten                  Fibrinogeen
overbodige eiwitten              ureum

Slide 16 - Slide

afvalstoffen

GALKLEURSTOFFEN

Slide 17 - Slide

gal

Slide 18 - Slide

gifstoffen onschadelijk maken

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Slide

begrippen
constant milieu
inwendig / uitwendig milieu
opname, uitscheiden, opslaan

leverslagader, poortader, leverader
insuline, glucagon
glucose / glycogeen
galbuis
afvalstoffen ---> galkleurstoffen,
eiwitten ---->ureum. 
gifstof ---->  onschadelijk maken
hepatitis

Slide 22 - Slide

Waar wordt glucose opgeslagen wanneer je dit tijdelijk niet nodig hebt?
A
alvleesklier
B
lever
C
alvleesklier en lever
D
lever en spieren

Slide 23 - Quiz

de lever maakt gal waar wordt dit opgeslagen?
A
lever
B
twaalfvingerige darm
C
alvleesklier
D
galblaas

Slide 24 - Quiz


Hoe heet letter e?
A
nier
B
slokdarm
C
maag
D
lever

Slide 25 - Quiz

Welke stoffen worden gemaakt in de Eilandjes van Langerhans die de bloedsuikerspiegel regelen?
A
Glycogeen en glucagon
B
Insuline en glycogeen
C
Insuline en glucagon
D
Insuline en glucose

Slide 26 - Quiz

Welke invloed heeft insuline op het glucosegehalte van het bloed?
A
door insuline daalt het glucosegehalte in het bloed
B
door insuline stijgt het glucosegehalte in het bloed

Slide 27 - Quiz

Gal verteert
A
Vetten
B
Niks!

Slide 28 - Quiz

Welk orgaan produceert gal?
A
Galblaas
B
Lever
C
Urineblaas
D
de nieren

Slide 29 - Quiz

Welk woord hoort bij de volgende beschrijving ? Van het uitwendig milieu Naar het inwendig milieu
A
uitscheiding
B
reserves aanvullen
C
voedingsstoffen opnemen
D
reserves opnemen

Slide 30 - Quiz

Welk woord hoort bij de volgende beschrijving? VAN Inwendig milieu NAAR uitwendig milieu
A
Uitscheiding
B
Voedsel opnemen
C
Reserves aanvullen
D
Groene kool met saus

Slide 31 - Quiz

Welke stoffen zitten in je inwendig milieu?
A
glucose in je bloedplasma
B
zuurstof in je longen
C
vitamine in je dikke darm
D
zouten in je urine

Slide 32 - Quiz