Signaalwoorden: opsomming en tegenstelling

TEKSTVERBANDEN

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

TEKSTVERBANDEN

Slide 1 - Slide

Welke signaalwoorden ken je nog van de vorige les?

Slide 2 - Open question

Over welke tekstverbanden hadden we het de vorige les?

Slide 3 - Open question

Quizvraag: welke uitspraak past bij jou
A
Ik weet wat een signaalwoord en een tekstverband is
B
Ik vind dit onderwerp leuk!
C
Ik weet niet wat een signaalwoord en tekstverband is

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Hij heeft het koud, omdat hij nat geregend is
Wat is het signaalwoord?
A
Hij
B
omdat
C
nat
D
geregend

Slide 6 - Quiz

Het is hier mooi maar heel duur.
Wat is het signaalwoord?
A
duur
B
mooi
C
maar
D
is

Slide 7 - Quiz

Wij gaan de kerk bekijken omdat het in de zon snikheet is.
Wat is het signaalwoord?
A
omdat
B
gaan
C
snikheet
D
we

Slide 8 - Quiz

MAAR is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
reden
D
opsomming

Slide 9 - Quiz

Welke twee signaalwoorden (opsomming) moeten op de lijntjes staan?
........doe ik water in de pan. ...........pak ik de eieren.

Slide 10 - Open question

Opdracht 1 
Je gaat een kort tekstje schrijven waarin tenminste vier signaalwoorden voorkomen van een opsomming en tegenstelling. 
Signaalwoorden waar je uit kunt kiezen zijn: 
opsomming: ten eerste, ten tweede, vervolgens, bovendien, ook, ten slotte, tot slot 
tegenstelling: maar, echter, daar staat tegenover, enerzijds/anderzijds, toch 

Slide 11 - Slide

Opdracht 2 
Geef nu het schrift aan je buurman/buurvrouw 
Hij/zij markeert of onderstreept de signaalwoorden 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link