Je gaat een kort tekstje schrijven waarin tenminste vier signaalwoorden voorkomen van een
opsomming en
tegenstelling. Signaalwoorden waar je uit kunt kiezen zijn:
opsomming: ten eerste, ten tweede, vervolgens, bovendien, ook, ten slotte, tot slot
tegenstelling: maar, echter, daar staat tegenover, enerzijds/anderzijds, toch