This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
pag. 37
Slide 1 - Slide
Welke film?
Topische vragen:
Wat zie je?
Welke kledij draagt hij?
Waarover gaat de film?
Wanneer speelt het zich af?
Slide 2 - Slide
Troy
over de Trojaanse Oorlog, gebaseerd op de Ilias en de Odyssee van Homerus
Griekse mythologie
Tijdsperiode: 1200 v.C./ middeleeuwen
Slide 3 - Slide
Welke term gebruiken we om aan te tonen dat een verhaal zich in een bepaalde periode afspeelt?
A
vertelde tijd
B
verteltijd
C
vroeger
D
kalendertijd
Slide 4 - Quiz
tijd
tip: teken een tijdlijn met gebeurtenissen in je verhaal
-> vertelde tijd
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Wat klopt er niet op deze foto?
Slide 7 - Slide
Kennen jullie de juiste term die wijst op fouten tegen de kalendertijd?
A
kalenderfout
B
anachronisme
C
niet-chronologisch
D
montagefout
Slide 8 - Quiz
Wordt een verhaal altijd in de juiste volgorde verteld?
A
Ja
B
nee
Slide 9 - Quiz
Herhaling verhaalelementen
tijd
personages
(spanningsopbouw)
verhaallijn
ruimte
thema
Slide 10 - Slide
Tijd
literaire term
Slide 11 - Slide
Flashback:
De lezer of kijker wordt tijdens een flashback mee teruggenomen in het verleden, vaak met het doel de situatie in het heden te verklaren of daar een bepaalde visie op te geven.
Flashforward:
De verteller vertelt iets over de (nabije of verre) toekomst.
Het is een techniek die in literatuur en film vaak wordt toegepast om de lezer/kijker een blik in de (verre) toekomst van een verhaal te geven. Zo’n vooruitwijzing is in principe alleen mogelijk als een auctoriale verteller het verhaal rapporteert.
Slide 12 - Slide
Flashback:
De lezer of kijker wordt tijdens een flashback mee teruggenomen in het verleden,
vaak met het doel de situatie in het heden te verklaren of daar een bepaalde visie op te geven.
Flashforward:
De lezer of kijker wordt tijdens een flashback meegenomen naar de toekomst.
Het is een techniek die in literatuur en film vaak wordt toegepast om de lezer/kijker een blik in de (verre) toekomst van een verhaal te geven. rapporteert.
Tijd
Slide 13 - Slide
Een verhaalstructuur kan in verschillende tijdsindelingen opgebouwd worden:
chronologisch:
begin - midden - einde
niet-chronologisch: midden - flashback - begin - flashforward - einde (...)
Slide 14 - Slide
pag. 37-38
vraag 1-2-3
Slide 15 - Slide
Voorspel 3 dingen dien in de film zullen voorkomen.
Slide 16 - Slide
Verwacht je een droevige of vrolijke film?
Droevig
Vrolijk
Slide 17 - Poll
Slide 18 - Video
Vul vragen 2.1 en 2.3 in.
Individueel
pag. 39
timer
7:00
Slide 19 - Slide
Vond je het einde verrassend?
Waarom wel (niet)
Slide 20 - Slide
Personages
protagonist
antagonist
nevenpersonage
vol en vlak karakter
literaire term
kennen
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
hoofdrolspeler
Alma
antagonist
de pop die op haar lijkt
nevenpersonage
de andere poppen, zoals het fietsende jongetje
Slide 23 - Drag question
Welk soort personage is Alma?
vlak personage
rond personage
Slide 24 - Drag question
vol karakter
Als lezer/kijker weet je wat dit personage denkt en voelt. Je leeft met het personage (emotioneel) mee.
personages
Vlak karakter
Als lezer/kijker weet je niet wat er in dit personage zijn hoofd omgaat. Je weet niet wat hij denkt en/of voelt.
De meeste stripfiguren zijn vlakke personages.
Slide 25 - Slide
Tijd
Maak oefening 4
Zet de scenes in de juiste volgorde.
Duo
pag. 41
timer
10:00
Slide 26 - Slide
Vul aan:
Het verhaal speelt zich af in ______________ volgorde.
Er zijn dus geen ________ .
pag. 42
chronologische
flashbacks
Slide 27 - Slide
Sfeer en spanningsopbouw
literaire term
Slide 28 - Slide
Sfeer en spanningsopbouw
Maak oefening 6 t.e.m. 9
pag. 42-43
Duo
timer
7:00
Slide 29 - Slide
oplossingen oef 6 t.e.m. 10
6. Beschrijf de sfeer die in het verhaal wordt opgeroepen.
Er hangt een mysterieuze en onheilspellende sfeer.
7. Geef 2 dingen die je ziet die voor sfeer zorgen.
Het straatje oogt grauw, er hangen oude posters aan de muur. De kleuren zijn dof en grijs, behalve de kleren van het meisje en de poppen. In de winkel is het donker. Met wat verbeelding ziet het raam van de winkel eruit als een akelige mond.
pag. 43
Slide 30 - Slide
oplossingen oef 6 t.e.m. 10
8. Geef 2 andere zaken die zorgen voor spanning en sfeer in het verhaal.
De muziek: de scherpe trage tonen en haast valse melodie voelen dreigend aan.
Alle geluiden zijn nadrukkelijk aanwezig, ze doen je als kijker opschrikken: bv. de pop die verschijnt, de voetstappen, de klink, de krakende deur...
9. In Alma wordt niet gesproken. Zou dialoog de film sterker maken? Waarom (niet)
persoonlijk antwoord
pag. 43
Slide 31 - Slide
oplossingen oef 6 t.e.m. 10
10. Duid de term aan die op dit verhaal van toepassing is.
gesloten einde
pag. 126
Slide 32 - Slide
Sfeer en spanningsopbouw
-> Welke elementen zorgen voor een bepaalde sfeer/spanning? (Omgeving, weer, geluid, kledij...)
literaire term
Kunnen beschrijven
Slide 33 - Slide
Quiz
Slide 34 - Slide
Wat is een protagonist?
A
verteller
B
hoofdrolspeler
C
een figurant
D
tegenspeler
Slide 35 - Quiz
Wat is een antagonist?
A
een hoofdrolspeler
B
een tegenspeler
C
een slechterik
D
een figurant
Slide 36 - Quiz
Wat voor personage is Alma?
A
vol karakter
B
vlak karakter
Slide 37 - Quiz
Hoe wordt het verhaal verteld in de kortfilm 'Alma'?
A
chronologisch
B
niet-chronologisch
Slide 38 - Quiz
Is er sprake van een flashback in de kortfilm 'Alma'?
A
ja
B
nee
Slide 39 - Quiz
Wat bedoelen ze met 'verteltijd'?
A
de tijd wanneer een verhaal zich afspeelt in de geschiedenis
B
de tijd dat je nodig hebt om een verhaal te lezen/kijken
C
de tijd die voorbij strijkt in een verhaal
D
de tijd die nodig is om het verhaal te maken
Slide 40 - Quiz
Wat bedoelen ze met 'vertelde tijd'?
A
de tijd wanneer een verhaal zich afspeelt in de geschiedenis
B
de tijd dat je nodig hebt om een verhaal te lezen/kijken
C
de tijd die voorbij strijkt in een verhaal
D
de tijd die nodig is om het verhaal te maken
Slide 41 - Quiz
Evaluaties:
AGENDA:
Toets
Toets over 'literaire termen' op ______?___________