24-3-2021 - Woordenschat/Samenstellingen

Woordenschat
Telefoons in de telefoonbak

Klaarleggen:
Je boek/laptop 
(Deze houden we gesloten)
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat
Telefoons in de telefoonbak

Klaarleggen:
Je boek/laptop 
(Deze houden we gesloten)

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag tijdens de les doen?
  • Samenstellingen bespreken

  • Zelfstandig aan het werk met de opdrachten uit de weekplanning.

  • Afsluitende Quiz

Slide 2 - Slide

Dit weet ik aan het einde van deze les:
  • Wat samenstellingen zijn.

  • Wat voor- en achtervoegsels zijn.

  • De woordenlijst van H5.

Slide 3 - Slide

Een onbekend woord vinden.
Stel je voor: Je bent alleen op een onbewoond eiland en je wil de betekenis van Doelgroep weten. Hoe zou jij dit aanpakken?

Let op:
(Je hebt geen telefoon, laptop of woordenboek bij je. )

Slide 4 - Slide

Dit zijn samenstellingen
Woorden kunnen samengesteld zijn 
uit twee woorden. 

Bijvoorbeeld doelgroep. Je kent het woord doel en het woord groep.

Een doelgroep, is een groep mensen die interessant zijn voor 'reclamemakers'.

Slide 5 - Slide

Dit zijn voor- achtervoegsels
Een voorvoegsel of achtervoegsel plaats je voor/achter een woord, waardoor de betekenis van dat woord verandert.

Onverkoopbaar - is niet verkoopbaar
Hergebruiken - Opnieuw gebruiken

Smakeloos - zonder smaak
Smaakvol - met veel smaak



Slide 6 - Slide

Zelfstandig werken

Aan de slag met:
  • H5, woordenschat alle opdrachten

Hoe? Online of per boek

Wifi-wachtwoord:
penta34dnc

Muziek? Vandaag gaan we aan de slag zonder muziek.
Voor hoe lang?





Wat te doen als je klaar bent?
  • Aan de slag met H6

Heb je vragen?
Steek je vinger in de lucht en wacht tot ik langskom. 
timer
1:00

Slide 7 - Slide


Wat is geen tegenstelling?
A
Prachtig - Fantastisch
B
Dik - Dun
C
Mooi - Lelijk
D
Vroeg - Laat

Slide 8 - Quiz


Wat betekent inmiddels?
A
Voorbijgaan
B
Betalen
C
Gebruiken
D
Ondertussen

Slide 9 - Quiz


Dat kost hem geen centje pijn betekent?
A
Dat is waardeloos
B
Dat is makkelijk
C
Daar hoeft hij geen moeite voor te doen.
D
Hij is erg gierig

Slide 10 - Quiz


De aanschaf betekent:
A
Afkopen
B
Opkopen
C
De aankoop
D
Gaan aanmeren

Slide 11 - Quiz


Wat betekent verstrijken?
A
Voorbijgaan
B
Gebruiken
C
Waardeloos
D
Toestand

Slide 12 - Quiz


Wat betekent begaan?
A
Betalen
B
Doen
C
Gebruiken
D
Voorbijgaan

Slide 13 - Quiz


Dat is geen rooie cent waard betekent?
A
Dat is waardeloos
B
Dat is makkelijk
C
Dat kost hem geen moeite
D
Hij is erg gierig

Slide 14 - Quiz


Wat is geen tegenstelling?
A
Traag - Langzaam
B
Boven - Onder
C
Laag - Hoog
D
Gevaarlijk - Veilig

Slide 15 - Quiz


Wat betekent realiseren?
A
Betalen
B
Gebruiken
C
De toestand
D
Beseffen

Slide 16 - Quiz


Dat was een fluitje van een cent betekent
A
Dat is waardeloos
B
Dat is makkelijk
C
Dat kost hem geen moeite
D
Hij is erg gierig

Slide 17 - Quiz


Wat betekent aanschaffen?
A
Doen
B
Kopen
C
Betalen
D
Beseffen

Slide 18 - Quiz


Hij wil voor een dubbeltje op de eerste rang zitten
A
Het is op het nippertje goed gegaan.
B
Het is belangrijk om goed te beginnen.
C
Dat kost hem geen moeite
D
Hij wil het beste voor weinig geld.

Slide 19 - Quiz


Dit vond ik van de Quiz
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Ik weet na vandaag:
  • Wat samenstellingen zijn.

  • Wat voor- en achtervoegsels zijn.

Slide 21 - Slide