Rekenen D4 Paragraaf 4.3 en 4.4



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 3 les 2
1 / 26
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 3 les 2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions



Hoofdstuk 4 Procenten gebruiken
Paragraaf 4.3 en 4.4


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P4.1 + 4.2
P4.3 + 4.4
P4.5 + GO
TOETS
P5.1 + 5.2
P5.3 + 5.4
P5.5 + 5.6
P5.7 + GO
TOETS
EXAMEN
Wat gaan we doen?
Starten en introductie
Opstarten van de les en korte introductie
Kennis activeren
Uitleg par. 4.3 Meer of minder dan 100%
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 4.3
Kennis activeren
Uitleg par. 4.4 Percentages als decimaal getal
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 4.4
Kennis toetsen
Toetsen examenopdracht met toelichting
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions


Volgende week is het toetsweek!
We ronden domein 4 af met een verplichte toets. De toets duurt ongeveer 45 minuten. Voor die toets krijg je een cijfer. Dat cijfer geeft je een beeld van hoe goed je de lesstof van dit domein beheerst. De bevraging in de toets lijkt verder op die van het examen rekenen nieuwe stijl. Je slaat dus eigenlijk twee vliegen in één klap.





Slide 4 - Slide

Groep dinsdag
https://lessonUp.app/invite/group/fiosk

Groep donderdag
https://lessonUp.app/invite/group/nnmwt

Groep vrijdag
https://lessonUp.app/invite/group/mpwoo

Wanneer kan je de toets maken?
Op de normale lesdag wordt de toets om 8:00 uur geopend. Daarna heb je 24 uur de tijd om de toets te maken. Je kan de toets dus ook ´s avonds maken! 

Als je alle opdrachten van de toets hebt gemaakt en die hebt ingeleverd, word je op aanwezig en actief gezet. Je vakdocent zal je resultaten vervolgens beoordelen.

Slide 5 - Slide

Groep dinsdag
dinsdag 8:00 uur tot woensdag 8:00 uur

Groep donderdag
donderdag 8:00 uur tot vrijdag 8:00 uur

Groep vrijdag
vrijdag 8:00 tot zaterdag 8:00 uur

Korte introductie les 2

Paragraaf 4.3 Meer of minder dan 100%


Leerdoelen

  • Ik kan het nieuwe aantal of de nieuwe prijs uitrekenen bij een toe- of afname van procenten.
  • Ik kan terugrekenen naar 100%.


Paragraaf 4.4 Percentages als decimaal getal


Leerdoelen


  • Ik kan procenten schrijven als decimaal getal.
  • Ik kan rekenen met een percentage als decimaal getal.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions


Hoe reken je in de praktijk?
In het buurthuis worden in 2024 35 jongeren begeleid. Dat is een stijging van 40% ten opzichte van 2020. De verwachting is dat het aantal jongeren dat behoefte heeft aan ondersteuning in de loop van 2030 de honderd zal passeren. Op iedere zes jongeren
is er minimaal één begeleider nodig. Ook het aantal begeleiders zal dus stijgen. 

a. Bereken hoeveel jongeren het buurthuis in 2020 opving.
b. Bereken met hoeveel procent het aantal jongeren is gestegen in 2030.
c. Leg in je eigen woorden uit waarom de begeleiders in aantal minder snel toenemen dan de jongeren.


timer
10:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions






a. Hoeveel jongeren ving het buurthuis op in 2020?

A
13 jongeren
B
14 jongeren
C
21 jongeren
D
22 jongeren

Slide 8 - Quiz

60 : 100 x 35 = 21 jongeren







b. Bereken hoeveel procent het aantal jongeren is gestegen in 2030.

A
18%
B
18,6%
C
186%
D
185,7%

Slide 9 - Quiz

Bereken de stijging in aantal jongeren

100 - 35 = 65 jongeren

Bereken dan de stijging in procenten

100 : 35 x 65 = 185,7%



c. Leg in je eigen woorden uit waarom de begeleiders in aantal minder snel toenemen dan de jongeren.

Slide 10 - Open question

De begeleiders nemen in aantal minder snel toe dan de jongeren, omdat er op zes jongeren maar één begeleider nodig is.  

De begeleiders nemen in aantal minder snel toe dan de jongeren, want er is maar één begeleider nodig op zes jongeren.  

Aan het werk via de korte route
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van de korte route van par. 4.3 en 4.4.
  • Lever de opdrachten voor het eind van de les in.
  • Meld je op tijd voor de examenopdracht!
Voortgang
Ik volg tijdens de les de voortgang van je opdrachten.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

timer
5:00
Pauze

Slide 12 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 4.3

Leerdoelen


  • Ik kan het nieuwe aantal of de nieuwe prijs uitrekenen bij een toe- of afname van
     procenten.
  • Ik kan terugrekenen naar 100%.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Waar of niet waar?

15% van de studenten komt met de auto naar school.

Slide 14 - Slide

De stelling is waar.

25 + 20 + 40 = 85% komt niet met de auto, dus 100 - 85 = 15% komt wel met de auto.
Waar of niet waar?

Als er 205 studenten op de fiets komen, komen er bijna 100 met de scooter.

Slide 15 - Slide

De stelling is niet waar.

40% = 205 studenten

205 : 40 x 25 = 128,125.
Waar of niet waar?

Er zitten sowieso meer dan 500 studenten op dit regionale opleidingscentrum.

Slide 16 - Slide

De stelling is waar.

40% = 205 studenten

205 : 40 x 100 = 512,5
 
Waar of niet waar?

Het aantal fietsers stijgt in 2025 met 12%. De meeste studenten komen dan met de fiets.  

Slide 17 - Slide

De stelling is waar.

40 + 12 = 52%.

Paragraaf 4.4

Leerdoelen


  • Ik kan procenten schrijven als decimaal getal.
  • Ik kan rekenen met een percentage als decimaal getal.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Waar of niet waar?

Wasmachines worden in Nederland belast met 21% BTW.

Slide 19 - Slide

De stelling is waar

Nederland kant twee belastingtarieven op consumentengoederen: 6% en 21%. Het tarief op wasmachines bedraagt 21%.
Waar of niet waar?

Wasmachine A kost minder dan € 200,00 exclusief BTW.

Slide 20 - Slide

De stelling is niet waar

€ 279 : 1,21 = € 230,58.

of 

€ 279 : 121 x 100 = € 230,58.


Waar of niet waar?

De BTW op wasmachine B bedraagt ongeveer € 50,00.

Slide 21 - Slide

De stelling is waar

€ 289 : 1,21 = € 238,84
€ 289 - € 238,84 = € 50,16

of 

€ 289 : 121 x 100 = € 238,84
€ 289 - € 238,84 = € 50,16



Aan het werk via de korte en de basisroute
  • Blijf ingelogd in ZOOM.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van par. 4.3 en 4.4
  • Meld je op de afgesproken tijd voor de examenopdracht.
 

timer
45:00

Slide 22 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 4.3 en 4.4 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door uitleg te geven of een berekening te maken. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdracht en bij de toetsen aan het eind van ieder domein. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions


Examenopdracht
timer
10:00
Dana heeft een zwarte, leren tas gezien voor € 59,00. Tijdens de uitverkoop krijgt ze 40% korting. In de laatste week krijgt ze 25% extra korting op prijs in de uitverkoop. 

a. Bereken met procenten en met decimalen wat Dana in de laatste week voor de tas moet betalen. 

b. Leg uit waarom Dana in totaal geen 65% korting krijgt op de verkoopprijs van de tas.
 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht a

€ 59,00 : 100 x 60 = € 35,40
€ 35,40 : 100 x 75 = € 26,55

en 

€ 59,00 x 0,6 = € 35,40 
€ 35,40 x 0,75 = € 26,55

Opdracht b

Dana krijgt in totaal geen 65% korting op de tas, want ze krijgt 25% korting op de prijs in de uitverkoop.
Wat weet je al?
Je weet de prijs van de tas.
De prijs van de tas bedraagt € 59.

Je weet de kortingen.
De korting in de uitverkoop is 40%. De extra korting op de prijs in de uitverkoop is 25%.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen par. 4.3
  • Ik kan het nieuwe aantal of de nieuwe prijs uitrekenen bij een toe- of afname van procenten.
  • Ik kan terugrekenen naar 100%.

Leerdoelen par. 4.4
  • Ik kan procenten schrijven als decimaal getal.
  • Ik kan rekenen met een percentage als decimaal getal.












Volgende week

Slide 26 - Slide

This item has no instructions