Lektion 4, Kapitel 4

Guten Morgen
1. Pak je boek, schrift en pen
2. Pak je laptop maar houd hem dicht
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Guten Morgen
1. Pak je boek, schrift en pen
2. Pak je laptop maar houd hem dicht

Slide 1 - Slide

Planung von heute
1. Wat is een zwak werkwoord ook alweer?
2. Uitleg sterke werkwoorden met stam -a of -e
3. Zusammen üben
4. Üben mit einem Arbeitsblatt
5. Afsluiten met een Höraufgabe

Slide 2 - Slide

Hoe werk je via LessonUp
- Bij open antwoorden ga je niet je antwoorden 
heel lang maken.

- Je zit ook de hele tijd op LessonUp. 
Geen andere apps open.

- Bij het filmpje let je in stilte op. 





- Op het lesplein. Ik haal ik je op

Slide 3 - Slide

Zwakke werkwoorden
Wat zijn zwakke werkwoorden alweer?

Werkwoorden die je normaal vervoegt.

OPEN BLADZIJDE 35!

kommen
ich komme
du kommst
er/sie/es kommt
wir kommen
ihr kommt
sie/Sie kommen

Slide 4 - Slide

5

Slide 5 - Video

01:33
Waarom is "fahren" een sterk werkwoord?

Slide 6 - Open question

02:57
Waar verandert de "a" bij een sterk werkwoord in?
A
in een e
B
in een ä
C
in een u
D
blijft hetzelfde

Slide 7 - Quiz

02:58
a/ä-Wechsel
bij du en er/sie/es de a een ä wordt
Werkwoord is "fallen"
                                                       "schlafen"
ich falle                                      ich schlafe gut
du fällst                                     du schläfst gut
er/sie/es fällt                           er schläft gut

Slide 8 - Slide

04:26
Waar verandert de 'e' in? Er zijn 2 mogelijkheden

Slide 9 - Open question

04:52
Hoe zeg je "Jij eet"
A
Du esst
B
Du essen
C
Du isst
D
Du ist

Slide 10 - Quiz

Zusammen üben

Bij
du
er/sie/es
verandert bij sterke werkwoorden de
a > ä
e > i of ie
a > ä
ich schlafe
du schläfst
er/sie/es schläft

e > i/ie
ich gebe
du gibst
er/sie/es gibt

Slide 11 - Slide

Onthoud! 
Bij ich, wir, ihr en sie/Sie verandert er niets.

waschen a > ä
ich...                                           wir...
du...                                            ihr...
er/sie/es...                               sie/Sie...


Slide 12 - Slide

Hoe zeg je "Hij rijdt?"
A
Er fahrt
B
Er fart
C
Er fährt
D
Er fähren

Slide 13 - Quiz

Hoe zeg je "Zij leest"
(e > ie)
A
Sie lest
B
Sie liest
C
Sie lesen
D
Sie list

Slide 14 - Quiz

Hoe zeg je "Wij slapen"?
A
Wir schläfen
B
Wir schlaf
C
Wir schläft
D
Wir schlafen

Slide 15 - Quiz

Voltooid deelwoord
zwak
gemacht
gespielt
gereist
sterk
gefahren
gelaufen
gelesen

Slide 16 - Slide

Los geht's!
Maak de opdrachtenstencil! 
Klaar? Vraag mij om een antwoordenblad
Hulp? Lees bladzijde 35 of steek je hand op!
Tijd? Komt op het bord

Eerste drie minuten in complete stilte
Daarna mag er zachtjes overlegd worden




timer
1:00

Slide 17 - Slide

Aufgabe 4
Auf Seite 32

Lies zuerst die Fragen
Lees eerst de vragen
 


timer
2:00

Slide 18 - Slide