2.3 Geld te kort?

2.3 Geld te kort?
1 / 26
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

2.3 Geld te kort?

Slide 1 - Slide

Regels en grenzen
  1. RESPECT
  2. Op je plek zitten en spullen op tafel
  3. Stil zijn, vragen stellen, vinger opsteken en praten
  4. Huiswerk maken en nakijken
  5. Geen snoep, muziek, capuchon
  6. Schone werkplek
1 waarschuwing, bij de 2e waarschuwing 1 uur terugkomen

Slide 2 - Slide

Programma
  1. Huiswerk volgende les
  2. Terugblik vorige les
  3. Leerdoelen
  4. Uitleg 2.3
  5. Maken opdrachten 2.3
  6. Vooruitblik

Slide 3 - Slide

Huiswerk volgende les
Pak je agenda voor je en noteer het huiswerk:
Lezen bladzijde 54 t/m 59
Lees de leerdoelen door en gebruik de uitleg
Maken vraag 1 t/m 17 van paragraaf 2.3

De volgende les controle en nakijken van het huiswerk!
1 waarschuwing, bij de 2e waarschuwing 1 uur terugkomen

Slide 4 - Slide

Huiswerk afgelopen les
Pak je boek voor je en ga naar bladzijde 50
Kijk opdracht 1 t/m 13 van paragraaf 2.2 na met het antwoordenboek
Krul bij juiste antwoorden, verbeter je foute antwoorden

Tijdens het nakijken controle van het huiswerk!
1 waarschuwing, bij de 2e waarschuwing 1 uur terugkomen

Slide 5 - Slide

LessonUp
  • Chromebook open en dicht
  • Inloggen 
  • Lezen van de vragen
  • Vragen beantwoorden
  • Klein prijsje voor de winnaar van de quiz

Slide 6 - Slide

Je krijgt 30% korting op een broek van € 50. Welke functie heeft geld hier?
A
ruil
B
reken
C
spaar
D
geen

Slide 7 - Quiz

Als je geld spaart voor een onverwachte uitgave, waarvoor ben je dan aan het sparen?
A
rente
B
doel
C
uit voorzorg
D
a, b en c zijn juist

Slide 8 - Quiz

Waarom is vertrouwen in de bank belangrijk bij sparen?
A
voor een hoge rente
B
omdat je zeker wilt weten dat je het geld terugkrijgt
C
anders lenen ze het uit
D
anders krijg je geen rente

Slide 9 - Quiz

Leerdoelen
  • Je leert welke redenen je kunt hebben om geld te lenen
  • Je leert hoe een bank geld uitleent
  • Je leert op welke manier je de kosten van een lening berekent
  • Je leert hoe je een percentage berekent

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Sparen en lenen
Bij sparen stel je een aankoop uit. 
  • voordeel: je krijgt rente
  • nadeel: je moet wachten

Bij lenen haal je een aankoop naar voren:
  • voordeel: je kunt de aankoop direct gebruiken
  • nadeel: je moet rente betalen







Slide 12 - Slide

Lenen
Lenen betekent dat je geld gebruikt dat van een ander is. 
Redenen om geld te lenen:
  • Je wilt iets duurs kopen, zoals meubels of een auto en je wilt niet wachten tot je het bedrag bij elkaar gespaard hebt.
  • Je hebt onverwacht dringend geld nodig. Bijvoorbeeld om een dure reparatie te betalen.





Slide 13 - Slide

Lenen bij de bank
Een lening bij de bank betaal je terug met een vast bedrag per maand. Dat is de maandtermijn.
De maandtermijn bestaat uit twee delen:
  1. Een deel voor het terugbetalen van het geleende geld. Dat heet aflossen.
  2. Een extra bedrag voor rente. De rente bij een lening is een vergoeding aan de bank, omdat je hun geld mag gebruiken.


Slide 14 - Slide

Lenen bij de bank
maandtermijn x aantal maanden = aflossing + rente

Je sluit een lening af van € 2.000. Je maandtermijn is € 100 gedurende 24 maanden. Wat betaal je aan rente in € en in %?
€ 100 x 24 = € 2.400 totaal terugbetalen
€ 2.400 - € 2.000 aflossing = € 400 leenrente
€ 400 rente : € 2.000 lening x 100 = 20% leenrente (kosten)

Slide 15 - Slide

Percentage berekenen
percentage = aantal of bedrag ÷ totaal × 100


Je leent € 200 en betaalt € 25 rente. Hoeveel procent is de rente van het geleende bedrag?
€ 25 = …% van € 200
€ 25 rente : € 200 lening x 100 = 12,5% leenrente



Slide 16 - Slide

Percentage berekenen
percentage = aantal of bedrag ÷ totaal × 100


Je spaarbedrag is € 2.000. Je krijgt aan het einde van het jaar € 50 rente. Hoeveel procent rente heb je gekregen?

€ 50 rente : € 2.000 spaarbedrag x 100 = 2,5% spaarrente



Slide 17 - Slide

Opdrachten 2.3 maken
Ga naar bladzijde 54 van je boek
Lees de leerdoelen door en gebruik de uitleg
Geef antwoord op vraag 1 t/m 17 op bladzijde 54 t/m 59

Tijdens het maken van de opdrachten is het 15 minuten stil
Steek je vinger op als je een vraag hebt!
Klaar? Ga dan verder met de herhalings- of plusopdrachten 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Een voordeel van lenen is dat je rente ontvangt
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Wat is aflossen?
A
het geleende geld terugbetalen
B
rente ontvangen
C
rente betalen
D
sparen

Slide 21 - Quiz

Je leent € 100. De maandtermijn is € 10 gedurende 1 jaar. Hoeveel rente betaal je?
A
€ 10
B
€ 20
C
€ 100
D
€ 120

Slide 22 - Quiz

Je leent € 2.000. De rente is € 100. Hoeveel procent rente moet je betalen?
A
10%
B
20%
C
5%
D
15%

Slide 23 - Quiz

Terugblik
Wat heb je geleerd?
  • Je leert welke redenen je kunt hebben om geld te lenen
  • Je leert hoe een bank geld uitleent
  • Je leert op welke manier je de kosten van een lening berekent
  • Je leert hoe je een percentage berekent

Slide 24 - Slide

Vooruitblik
De volgende les gaat over: 2.4 Voor alle zekerheid

Huiswerk: opdracht 1 t/m 17 van paragraaf 2.3

Bedankt voor je aandacht!


Slide 25 - Slide

Deze les was...

Slide 26 - Slide