Gedichten

Gedichten
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Gedichten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waar denk je aan bij het woord poëzie?

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Kenmerken van poëzie
  • De regels zijn niet volgeschreven; op de bladzijde is dus veel wit.
  • Soms rijmen gedichten, soms ook niet.
  • Een gedicht kan heel kort zijn, maar ook langer.
  • Soms vertelt een gedicht een verhaal, meestal gaat het over gevoelens en gedachten.
  • In een gedicht wordt de taal soms anders gebruikt, waardoor je moet nadenken over de betekenis van het gedicht.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welke kenmerken heb je in het gedicht herkend?
A
Het gedicht vertelt een verhaal.
B
Het gedicht gaat over gevoelens en gedachten.
C
In het gedicht zit rijm.
D
In het gedicht zit geen rijm.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Strofen
Teksten zijn verdeeld in alinea's, dat zijn stukken tekst die bij elkaar horen. Gedichten zijn vaak ook verdeeld in stukken. Deze stukken tekst noem je strofen. Tussen elke strofe zit een witregel.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Uit hoeveel strofen bestaat dit gedicht?
A
Eén
B
Twee
C
Drie
D
Vier

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Rijm
  • In sommige gedichten zit rijm. Je spreekt van rijm als de klanken in de delen van woorden (lettergrepen) hetzelfde zijn.  

  • Bijvoorbeeld: school en rodekool of gedichten en zwaailichten.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Eindrijm

Rijm kan op allerlei manieren voorkomen. Als de woorden aan het einde van een regel rijmen, noem je dat eindrijm

Zie  het voorbeeld van Toon Hermans hiernaast.

Hommelrijm

Laatst vroeg ik aan een hommel:
'Waar gaat gij heen met spoed?'
Ze zei: 'Ik ga naar Zaltbommel,' 
ik dacht: wat rijmt dat goed.

toen riep een tweede hommel:
'En ik moet naar het Gooi!'
Ik dacht: wel-voor-de-drommel
ook dát rijmt wederom mooi.


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Bijna geen rijm

Er zijn ook gedichten waar bijna geen rijm in zit.

Zie het voorbeeld van Judith Herzberg hiernaast.
De zee

De zee kun je horen
Met je handen voor je oren
In een kokkel,
In een mosterdpotje
Of aan zee.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Rijmloos

Gedichten die helemaal geen rijmende woorden hebben, noemen we rijmloos.

Zie het voorbeeld van Hans Andreus hiernaast.
     Zo mooi anders
Je bent zo
mooi 
anders
dan ik,

natuurlijk
niet meer of
minder
maar

zo mooi
anders,

ik zou je
nooit

anders dan
anders willen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Rijm
 Er zijn verschillende soorten rijm:
  • Mannelijk of staand rijm: de laatste, beklemtoonde lettergreep rijmt. Bijvoorbeeld: gaan – staan, gedruis – sluis
  • Vrouwelijk of slepend rijm: een beklemtoonde rijmende lettergreep wordt gevolgd door een onbeklemtoonde lettergreep.
      Bijvoorbeeld: kopen – lopen, eter – beter
  • Glijdend rijm: Een beklemtoonde rijmende lettergreep wordt gevolgd door twee onbeklemtoonde lettergrepen.
      Bijvoorbeeld: kabbelen – babbelen, kinderen – hinderen

Slide 11 - Slide

Plusstof
Beoordelen
Als je jouw mening geeft over bijvoorbeeld een gedicht, maak je gebruik van beoordelingswoorden. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Jouw mening 
Lees nogmaals de gedichten uit de vorige dia's:
 
- Welk gedicht spreekt je het meest aan en waarom?
- Welk gedicht vind je het minst mooi en waarom?


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Zoekopdracht
Je gaat nu zelf op zoek naar een gedicht dat jij mooi vindt.

Kies een gedicht dat jij mooi vindt, kopieer het en plak het in Word. Maak met je telefoon een foto van iets wat jij goed bij het gedicht vindt passen. Gebruik deze foto als achtergrond van jouw gedicht. 

Schrijf onder het gedicht waarom het je zo aanspreekt. 
Lever je gedicht in via teams. 


Slide 14 - Slide

Tip: Print het document en hang het op in het lokaal of bundel alle gedichten en maak er mooie gedichtenbundel van.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Triolet
De vorm van de triolet: Regel 1: je naam of een regel waar je naam in voorkomt Regel 2: over de herkomst van je naam Regel 3: wat vind je daarvan: regel met ‘ik‘ er in Regel 4 : = regel 1 Regel 5 en 6: schrijf hier wat je nog kwijt wil over je naam o.b.v. je associaties Regel 7: = regel 1 en 4 Regel 8: = regel 2 Als je jezelf wilt uitdagen, probeer dan nog een aantal poëtische elementen te verwerken, zoals -Herhaling (die zit er al in) -Rijmvormen (zoals alliteratie) -Ritme -Metrum -Beeldspraak -Klank / klankovereenkomsten -Enjambementen (regel afbreken in een zin) -Alliteratie -Interpunctie Maak eventueel een variant op de refreinregel (de regel die steeds terugkomt). Gebruik géén eindrijm. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions