U2 periode 3 gespreksvaardigheid/leesvaardigheid

1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Los objetivos de la clase de hoy:

 - je kunt het weer beschrijven in het Spaans
- Je weet wat hay betekent en hoe  je het moet gebruiken.

Slide 2 - Slide

1. Welke 8 lidwoorden heb je in het Spaans?
2. Hoe weet je dat een woord mannelijk of vrouwelijk is?
3. Noem 3 uitzonderingen van mannelijke woorden en schrijf ze op in het Spaans.
4. Noem 3 uitzonderingen van vrouwelijke woorden en schrijf ze op in het Spaans?
5. Wat is de regel van het meervoud in het Spaans? Heb je uitzonderingen? Welke?
6. Hoe gingen je teksten de vorige keer? Hoe kun je dat veranderen?

Slide 3 - Open question

1. ¿Cuántos hermanos tienes?
2. ¿Qué color de pelo tiene tu madre?
3. ¿Cómo es el físico de tu madre?
4. ¿Cómo es el carácter de tu padre?
5. ¿Cómo es tu padre?
6. ¿Tienes mascota?
7. ¿Cuál es tu afición?
Tekst
Contesta en español

Slide 4 - Open question

Escribe en word/cuaderno 
Schrijf deze zinnen over het weer in het Nederlands onder elkaar:
Bekijk daarna  het filmpje van tio spanish en  schrijf de Spaanse  woorden op.


timer
2:00
Het is lekker/goed weer.
Het is slecht weer.
Het is zonnig.
Het is fris.
Het waait.
Het is heet.
Het is koud
Het regent.
Het sneeuwt.
Het is bewolkt.
Het stormt.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Vocabulario el tiempo
Heb je deze zinnen?
Zo niet,
neem ze over en schrijf de betekenissen i n het Nederlands.
Je moet ze leren voor de volgende keer.

Slide 7 - Slide

¿Qué tiempo hace?
Mira estas fotos y describe el tiempo en  español en lessonup

Slide 8 - Slide

¿Qué tiempo hace?

Slide 9 - Mind map

¿Qué tiempo hace?
A
Hace buen tiempo y es sol
B
es buen tiempo y hace sol
C
Hace buen tiempo y hace sol
D
es buen tiempo y hace sol

Slide 10 - Quiz

¿Qué tiempo hace?
A
Hace nubes
B
Es niebla
C
Es lluvia
D
Hay nubes

Slide 11 - Quiz

¿Qué tiempo hace?
A
Hace nieve
B
Hay niebla
C
Nieva
D
Es nieve

Slide 12 - Quiz

¿Qué tiempo hace?
A
Está nublado
B
Es hielo
C
Hay nubes
D
Hay niebla

Slide 13 - Quiz

¿Qué tiempo hace?
A
Hay tormenta
B
Hace tormenta
C
Hay hielo
D
Es tormenta

Slide 14 - Quiz

¿Qué tiempo hace?
A
Hay tormenta
B
Llueve
C
Hace lluvia
D
Hay lluvia

Slide 15 - Quiz

Hay
Voor het  weer heb je  geleerd dat je hace moet gebruiken (met uitzonderingen zoals  regen, bewolkt,  stormt, sneeuwt)
Het is mooi weer = hace buen tiempo maar ook hay. 

Je moet weten dat  van hay maar 1 vorm is en de betekenis is:
er is 
er zijn. 

Slide 16 - Slide

3 verschillende  werkwoorden zijn
Er komt zo'n filmpje over zijn (hay/ser/estar) maar de volgende les gaan we hier dieper op in.
Na het filmpje volgt een  opdracht die je in  in lessonup  moet maken.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Vertaal de volgende zinnen naar het Spaans in lessonup:
1. Er zijn enkele moeders.
2. Er is een docent.
3. De docent is Spaans.
4. Er is een leerling.
5. Er zijn boeken

Slide 19 - Open question

Welk antwoord is juist?

"En Galicia (1)............lluvia y también (2)..........frío. En Cataluña (3)........buen tiempo, pero (4)........nublado."
A
1) hay, 2) hace, 3) hace, 4) está.
B
1) hay, 2) hay, 3) es, 4) hace.
C
1) hace, 2) hace, 3) es, 4) hace.
D
1) hay, 2) hay, 3) hay, 4) está.

Slide 20 - Quiz

Beantwoord deze vragen in het Nederlands.
1. Welk werkwoord gaat met het weer?
2. Wat is het regent?
3. Wat is het is heet?
4. Wat betekent hay?
5. Hoe vond je dat je hebt gewerkt in de les?

Slide 21 - Open question

La preparación para la siguiente clase
nieuwe vocabulaire leren het weer  spa-ned, ned-spa over het weer (zie bijlage magister agenda)
Herhaal grammatica en vocabulaire (persoonlijke informatie, school, uiterlijk, familie, routine) spa-ned, ned-spa
Herhaal onregelmatige werkwoorden (zie je aantekeningen).
Leer heel goed het werkwoord gaan: ir

Slide 22 - Slide