Wk 9 klas Me8.du 2: opdracht Duits: het onbepaald lidwoord en het woord kein

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

Willkommen im Deutsch Unterricht

Leerdoelen

Aan het einde van de les kun je het gebruik van 'ein/eine' correct toepassen in eenvoudige zinnen. Aan het einde van de les kun je het woord 'kein' gebruiken om ontkenningen te formuleren.

Hoofdonderwerpen

                    1) Het gebruik van onbepaalde lidwoorden in het Duits

2) Het gebruik van 'kein' voor ontkenningen.

Wat weet je al over onbepaalde lidwoorden en ontkenningen in het Duits?

Gebruik van 'ein' en 'eine'

'Ein' voor mannelijke woorden. 'Eine' voor vrouwelijke woorden en het woord kein. Praktijkvoorbeelden:

(M)                     (V)                       (O)                       (mv)

der Mann      die Frau          das Kind              die Menschen

ein Mann       eine Frau        ein Kind                 x   Menschen

kein Mann    keine Frau      kein Kind            keine Menschen

Onbepaalde lidwoorden

Wat zijn onbepaalde lidwoorden? Voorbeelden: 'ein' en 'eine'. Gebruik in zinnen:

1. Hier ist eine Lampe (v).

2. Ein Apfel (m) ist blau.

3. Ein Auto (o) hat vier Räder. 

Ontkenningen met 'kein'

Wat is 'kein'? Gebruik van 'kein' in zinnen. Voorbeelden van ontkenningen: 

1. Ich habe kein Buch (o)

2. Er verkauft keine Apfelsinen (mv)

3. Wir bekommen heute kein Frühstück (o)

4. Sie hat keine Tomate (v) gegessen.

Wat is het juiste lidwoord voor 'Mutter'?

1. kein Mutter
2. ein Mutter
3. de Mutter
4. eine Mutter

Wat is het onbepaalde lidwoord?
Rechnung (v)

1. ein
2. eine

Wat is het onbepaalde lidwoord?
Kaffee (m)

1. ein
2. eine

Ergänze kein/keine

das Obst: Stefan isst kein/keine Obst.

1. kein
2. keine

Ergänze kein/keine

die Kartoffeln: Miriam mag kein/keine Kartoffeln.

1. kein
2. keine

Ergänze kein/keine

die Suppe: Wir haben noch kein/keine Suppe.

1. kein
2. keine

kein / keine

1. geen
2. een
3. kuiten
4. klein

Toepassing in de klas

Oefeningen: vul de zinnen in met 'ein', 'eine' of 'kein'. Groepswerk en feedback.

Zie boek blz 96/  97 en blz 178 oef. 1 Trabitour:

* Opdracht: maak de volgende opdrachten in duo´s:

 *  Oef. 22 ;

*   Oef. 24 in 2-tallen (blz 96/97 

 *  oef. 1  blz 178 

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Hoe heb je ervoor gezorgd in een goede modus (gedachten, gevoelens, gedrag) te blijven?

Welk cijfer zou je jezelf willen geven voor je werkhouding?

Wat gaan we volgende keer doen?

* Uitleg van het zwakke werkwoord met oefenstof.

 

 

Zijn er nog vragen?