This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
A
Hier overheerst horizontale erosie.
B
Deze rivier stroomt in de middenloop.
C
Sedimentatie overheerst hier
D
Hier overheerst vertikale erosie.
Slide 1 - Quiz
A
Hier is sprake van fysische verwering
B
Hier is sprake van mechanische verwering
C
Hier is sprake van chemische verwering
Slide 2 - Quiz
A
Dit is een schildvulkaan .
B
Deze vulkaan is ontstaan bij een divergente breuk.
C
Deze vulkaan ontstaat altijd bij convergente breuken.
D
Dit type vulkaan kun je vinden op Java. Het is een stratovulkaan.
Slide 3 - Quiz
Stratovulkaan
A
De eruptie bij een stratovulkaan is effusief en de lava is gasrijk en taai. Er komt soms een pyroclastische stroom vrij met daarin heet gas, as en brokken steen.
B
De eruptie bij een stratovulkaan is explosief en de lava is gasrijk en taai.
Er komt soms een pyroclastische stroom met heet gas, as en brokken steen vrij.
Slide 4 - Quiz
A
Bij een subductiezone ontstaan schildvulkanen en bij een divergente breuk ontstaat de Mid-oceanische rug.
B
Diepzeetroggen en stratovulkanen ontstaan bij een subductiezone. Bij subductie verdwijnt oceanische plaat en bij de Mid-oceanische rug ontstaat nieuwe oceanische plaat.
Tektoniek, ITCZ, subductie, endogeen, convectiestromen, midoceanische rug, aardbeving en basalt.
Slide 6 - Quiz
Welke begrippen horen bij exogene krachten?
A
Wereldwijde luchtstromen, verwering, versterkte broeikaseffect ,ijstijden , convectiestromen en transport en erosie.
B
Klimaat, landdegradatie, lahar, meanderen, morene,verwering, erosie en sedimentatie.
C
klimaat, tektoniek, puinhelling en verwoestijning.
D
Caldera, klimaat, lahar, verwering en tsunami.
Slide 7 - Quiz
A
Gletsjers worden kleiner door de gevolgen van het versnelde broeikaseffect.
B
De gletsjers in Oostenrijk worden elk jaar groter omdat er meer sneeuw valt.
C
Door het smelten van de gletsjers krijgen de rivieren te maken met een tekort aan water.
D
Gletsjers komen steeds lager te liggen.
Slide 8 - Quiz
A
erosie
B
sedimentatie
C
verwering
D
landdegradatie
Slide 9 - Quiz
De Etna ligt op Sicilië. De Etna is een stratovulkaan.
A
Mount Etna is een van de meest actieve vulkanen in de wereld en is bijna constant actief. De vruchtbare vulkanische bodem van Mount Etna, is de reden dat er op de vulkaanhellingen veel landbouw wordt bedreven.
B
De uitbarsting van een stratovulkaan levert voor de omgeving weinig gevaar op. Alleen wanneer een lavastroom zich door bewoond gebied verplaatst kan er schade aan huizen en akkers ontstaan. Doden en gewonden komen echter zelden voor.
Slide 10 - Quiz
A
In de Grote Bosatlas kun je de klimaatclassificatie van Köppen vinden.
B
In de Grote Bosatlas kun je de klimaatclassificatie van Köppen niet vinden.
Slide 11 - Quiz
De stuw bij Driel.
A
De stuw bij Driel voorkomt overstromingen bij piekafvoer.
B
De stuw bij Driel zorgt ervoor dat het waterpeil in de Neder-Rijn hoog genoeg blijft voor de scheepvaart.
C
Door de stuw bij Driel zijn er geen kribben meer nodig.
D
De stuw bij Driel zorgt ervoor dat bij lage stand van de Rijn voldoende water in de IJssel en Waal blijft stromen.
Slide 12 - Quiz
A
Door Gletjers ontstaan U vormige dalen. Deze foto hoort bij verwering.
B
Door Gletsjers ontstaan U vormige dalen en morenen. Deze foto hoort bij transport en erosie.
Slide 13 - Quiz
A
In de Mekong Delta overheerst erosie.
B
In de Mekong Delta overheerst sedimentatie.
Slide 14 - Quiz
A
In Vietnam valt regen omdat het in een lage druk gebied ligt.
B
In Vietnam valt veel regen omdat het in een hoge druk gebied ligt.
Slide 15 - Quiz
A
In de Mekong Delta vind je veel pottenbakkers omdat klei gemakkelijk over de rivier kan worden aangevoerd.
B
In de Mekong Delta vind je veel pottenbakkers omdat er veel sediment is afgezet waaronder klei.
Slide 16 - Quiz
A
Savanne klimaat
B
Tropisch regenwoud klimaat
C
Maritiem klimaat
D
Pool klimaat
Slide 17 - Quiz
A
Cf klimaat
B
Cs klimaat
C
Cw klimaat
Slide 18 - Quiz
A
Voor het examen ken ik de klimaten:)
B
Ja, ik ken ze en ik kan ze ook vinden in de atlas!
Slide 19 - Quiz
In welke transitiefase zit Nederland?
A
"1e fase: Zowel het geboortecijfer als het sterftecijfer zijn hoog. Daardoor groeit de bevolking nauwelijks.
B
3e fase: Het geboortecijfer neemt af, terwijl het sterftecijfer laag is. De bevolkingsgroei neemt weer af
C
3e fase: Het geboortecijfer neemt af, terwijl het sterftecijfer laag is. De bevolkingsgroei neemt weer af
D
4e fase: Geboorte- en sterftecijfers zijn allebei laag. In de toekomst zou er een sterfte-overschot kunnen komen.
Slide 20 - Quiz
Welke indicatoren kun je goed gebruiken voor het vergelijken van landen?
A
BNP, bevolkingsopbouw,
beroepsbevolking en koopkracht.
B
Hoe groot een land is en hoeveel mensen er wonen. Het BNP. Analfabetisme. Bevolkingsopbouw.
Slide 21 - Quiz
Push factoren zijn:
A
Alle redenen om naar een gebied of land te gaan.
B
Alle redenen om weg te gaan uit een gebied of land.
Slide 22 - Quiz
Welke begrippen horen bij exogene krachten?
A
Wereldwijde luchtstromen, verwering, versterkte broeikaseffect ,ijstijden , convectiestromen en transport en erosie.
B
Klimaat, landdegradatie, lahar, meanderen, morene,verwering, erosie en sedimentatie.
C
klimaat, tektoniek, puinhelling en verwoestijning.
D
Caldera, klimaat, lahar, verwering en tsunami.
Slide 23 - Quiz
Welk begrip is hier afgebeeld?
A
Sedimentatie
B
Delta
C
Strand
D
Polder
Slide 24 - Quiz
Wat is het grootste nadeel van het opwekken van energie door fossiele brandstoffen?
A
luchtverontreiniging
B
Het is veel te duur
C
Door de winning ontstaat schade aan het milieu
D
Co2 komt extra vrij (opwarming aarde)
Slide 25 - Quiz
De kaart op de achtergrond is een?
A
Thematische kaart
B
Overzichtskaart
Slide 26 - Quiz
Het uiteenvallen van hard gesteente onder invloed van weer en de werking van planten, noemen we ...
A
Verwering
B
Erosie
C
Sedimentatie
Slide 27 - Quiz
A
Dit is een jong gebergte
B
Dit is een oud gebergte
Slide 28 - Quiz
Het neerleggen van materiaal als de transportsnelheid van water, wind of ijs afneemt, noemen we ...
A
Verwering
B
Erosie
C
Sedimentatie
Slide 29 - Quiz
Het uitschuren van materiaal door water, wind en ijs
A
Verwering
B
Erosie
C
Sedimentatie
Slide 30 - Quiz
Welke rivier in NL bevat gletsjerwater?
A
Rijn
B
Maas
C
Schelde
D
Eems
Slide 31 - Quiz
A
Droog klimaat
B
Poolklimaat
C
Gematigd klimaat
D
Tropisch klimaat
Slide 32 - Quiz
Als de aardas recht zou staan, zouden dag en nacht even lang zijn
A
Juist
B
Onjuist
Slide 33 - Quiz
Het water in Hoog Nederland wordt afgevoerd door ... ?
A
Oppervlakkige afwatering
B
Natuurlijke afwatering
C
Met gemalen
D
Met stuwen
Slide 34 - Quiz
Wat is geen taak van de waterschappen?
A
Zorgen voor een goede waterkwaliteit (schoon water).
B
Zorgen voor voldoende waterkwantiteit (hoeveelheid).
C
Beschermen tegen overstromingen (dijken, duinen, stuwen).
D
Het verkeer op zee regelen (veiligheid)
Slide 35 - Quiz
Hoe
A
Demografische transitie is: de overgang van een situatie met hoge geboorte- en sterftecijfers naar een situatie met lage geboorte- en sterftecijfers
B
Demografische transitie is: de overgang van een arm land naar een rijk land.
Slide 36 - Quiz
Bij fase 3 hoort de volgende omschrijving:
A
Het sterftecijfer en het geboortecijfer zijn hoog.
B
Het sterftecijfer daalt en het geboortecijfer blijft hoog. De bevolking groeit.
C
Zowel het sterftecijfer als het geboortecijfer zijn laag.
D
Het geboortecijfer en het sterftecijfer dalen. De bevolking groeit relatief niet meer zo snel.