This lesson contains 13 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Spelling 4.8
Welkom in deze (digitale) les
Fijn dat je er bent!
Slide 1 - Slide
In deze les leg ik uit:
Welke doelen we gaan oefenen.
Welke opdrachten je gaat maken.
Wanneer je het af moet hebben.
de theorie die je daarvoor nodig hebt
Slide 2 - Slide
Doelen 4.8
Ik kan een voltooid deelwoord op de juiste manier schrijven.
Ik kan verkleinwoorden op de juiste manier schrijven. Ik leer 20 dicteewoorden goed schrijven.
Je kunt je doelen oefenen door de opdrachten van 4.8 goed en serieus te maken en aantonen dat je je doel hebt bereikt door minimaal een 6 op de Lesson up toetsjes te halen.
Slide 3 - Slide
Welke opdrachten maken we
instap: opdr 1,2
voltooid deelwoord: opdr 3,4,5 (4 maken we samen als je dat wilt)
werkwoorden doorelkaar: opdr 6,7
verkleinwoorden: opdr 9,10,11,12
totaalopdracht: opdr 13
dicteewoorden: opdr 14
kijk terug: opdr 15
test jezelf 4.8
Slide 4 - Slide
verkleinwoorden
Meestal eindigt een verkleinwoord op: -je, -tje of -pje
Voorbeelden: de bank - het bankje
de film - het filmpje
de tafel - het tafeltje
Slide 5 - Slide
Verkleinwoorden
Soms krijgt een verkleinwoord een dubbele klinker
Bij verkleinwoorden op een -a, -é, -o of -u wordt de klinker verdubbeld.
ik hou van ijs
Voorbeelden: de auto - het autootje
het café - het cafeetje
de opa - het opaatje
de kano - het kanootje
de accu - het accuutje
Slide 6 - Slide
verkleinwoorden
Soms maak je een verkleinwoord met: -'tje
Verkleinwoorden op de -y, schrijf je met een apostrof.( =hoge komma)
voorbeelden: de baby - baby’tje
de jury - het jury’tje
Slide 7 - Slide
extra uitlegvideo
Hier is ook nog een uitlegvideo. Bekijk deze rustig en maak eventueel aantekeningen. (Je kunt de video stopzetten tussendoor.)
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Dicteewoorden
Er staan 20 dicteewoorden in deze paragraaf.
Wat zie je voor bijzonders in deze woorden?
Slide 10 - Slide
Doelen 4.8
Ik kan een voltooid deelwoord op de juiste manier schrijven.
Ik kan verkleinwoorden op de juiste manier schrijven. Ik leer 20 dicteewoorden goed schrijven.
Je kunt je doelen oefenen door de opdrachten van 4.8 goed en serieus te maken en aantonen dat je je doel hebt bereikt door minimaal een 6 op de Lesson up toetsjes te halen.
Slide 11 - Slide
huiswerk
verkleinwoorden: opdr 9,10,11,12
totaalopdracht: opdr 13
dicteewoorden: opdr 14
kijk terug: opdr 15
test jezelf 4.8
Slide 12 - Slide
Bij welke letters moet je een extra klinker schrijven bij een verkleinwoord?