KM1b maandag 8 maart

KM1 8 maart 
Aan het einde van de les kan jij:

Een zin ontleden door zinsdeelstrepen te zetten, de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp uit de zin te benoemen.


1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

KM1 8 maart 
Aan het einde van de les kan jij:

Een zin ontleden door zinsdeelstrepen te zetten, de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp uit de zin te benoemen.


Slide 1 - Slide

Wat zijn werkwoorden?

Slide 2 - Mind map

Werkwoorden
In een zin staat ten minste één werkwoord. Er zijn ook zinnen met meerdere werkwoorden. Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt: 
- Kijken: De jongen kijkt naar de film.
- Verwachten: Wij verwachten een telefoontje van Jasper. 

Let op! Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende vormen: lach, lacht, lachen, gelachen.

Slide 3 - Slide

De vliegen hebben hoog in de lucht gevlogen met hun vleugels.

Slide 4 - Open question

Blz. 30: Persoonsvormen en zinsdelen
In elke zin staan werkwoorden. Een daarvan is de persoonsvorm.

Vraag 1: Noem 2 manieren om de pv uit een zin te vinden. 
Vraag 2: Wat is de zinsdeelproef?

Aan de slag: opdracht 1 (samen) & opdracht 2 op blz. 31

Slide 5 - Slide

Blz. 54: Onderwerp
Bijna elke zin heeft een onderwerp. Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar. Ze moeten allebei enkelvoud of allebei meervoud zijn.

Vraag 1: Noem 2 manieren om het onderwerp te vinden. 

Aan de slag: Benoem het onderwerp bij de zinnen van opdracht 2 op blz. 31. Klaar? Noteer het onderwerp van de zinnen uit opdracht 4 op blz. 55

Slide 6 - Slide

KM1B
Huiswerk: opdracht 4 blz. 55 + opdracht 1 en 2 blz. 80

NAKIJKEN 

HERHALING PV, OW & WWG

Slide 7 - Slide

Blz. 80: Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Soms is het maar één werkwoord (de persoonsvorm), soms zijn het er meerderen. 

Aan de slag: opdracht 1 op blz. 80.

Let op! Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende vormen: lach, lacht, lachen, gelachen.

Slide 8 - Slide

Tijdens het telefoongesprek vertelde Loes de waarheid.

Slide 9 - Open question

Morgen gaan wij schaatsen.

Slide 10 - Open question

Blz. 106: Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp zit niet altijd in een zin. 
Het komt wel voor in zinnen waarin iets/iemand wat overkomt of iets/iemand wat meemaakt. 

Lees mee op blz. 106 + theoriefilmpje 

Aan de slag: opdracht 1 op blz. 107. Kijk goed naar het voorbeeld.

Slide 11 - Slide

Leerlingen op de middelbare school drinken steeds vaker frisdrank.

Slide 12 - Open question

Maikel heeft op zijn vijftiende zijn roepnaam veranderd.

Slide 13 - Open question

Aan de slag
Opdracht 2 blz. 107

Schrijf alles netjes uit

Slide 14 - Slide

SO grammatica zinsdelen
In de toetsweek 
Leerwerk komt in SOM.

Vandaag ALLES behandeld wat je ook moet weten/ kunnen.

Slide 15 - Slide