In een zin staat ten minste één werkwoord. Er zijn ook zinnen met meerdere werkwoorden. Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt:
- Kijken: De jongen kijkt naar de film.
- Verwachten: Wij verwachten een telefoontje van Jasper.
Let op! Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende vormen: lach, lacht, lachen, gelachen.