Les spreekwoorden

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Vandaag gaan we aan de slag met  spreekwoorden en uitdrukkingen

Het is een investering in jezelf!

 

Slide 2 - Slide

Lesdoel

Je weet wat spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen zijn 


Slide 3 - Slide

Noem 1 spreekwoord, gezegde of uitdrukking.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

Spreekwoorden/uitdrukkingen
  • Een spreekwoord is altijd een hele zin.
  • Een spreekwoord is een vaste uitspraak dat een deel van waarheid of wijsheid bevat.
  • Een spreekwoord wordt steeds weer gebruikt bij bepaalde situaties.
Voorbeeld:  Na regen komt zonneschijn, De aanhouder wint, enz.

Slide 6 - Slide

Gezegde
  • Een gezegde is een vaste verbinding van woorden met een figuurlijke betekenis.
  • Bevat geen werkwoord en is dus op zichzelf: geen zin
  • Voorbeeld: met hart en ziel, een open deur, een vrolijke frans.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Voorbeelden:

Aan de tand voelen (=onderzoeken - ondervragen)

De tanden laten zien (=fel verdedigen/laten zien dat men niet bang is)

Haar op de tanden hebben (=van zich af kunnen bijten)

Iemand aan de tand voelen (=op strenge manier ondervragen)

Met de mond vol tanden staan (=versteld staan/niet weten wat te zeggen)

Op zijn tandvlees lopen (=zijn laatste krachten gebruiken/totale uitputting)

Ergens de tanden inzetten (=vasthoudend zijn/niet snel opgeven)

Zich met hand en tand verzetten (=zich heftig verzetten)


Slide 9 - Slide

Die man is een wolf in schaapskleren.
A
doet zich vriendelijk voor, maar is gevaarlijk
B
is moeilijk te doorgronden
C
kan goed leiding geven

Slide 10 - Quiz

Bij iemand in het ……………… staan.
(iemand iets verschuldigd zijn)
A
krijt
B
oog
C
stof

Slide 11 - Quiz

Iemand iets voor de voeten gooien.
A
iemand iets aanbieden
B
iemand iets verwijten
C
iemand helpen

Slide 12 - Quiz

Boter bij de vis willen
A
Gerecht in een restaurant
B
Eis dat er direct betaald wordt
C
Duurder product

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht?
A
Liever heel veel dan heel weinig
B
Liever een beetje, dan helemaal niets
C
Liever een klein probleem dan 10 grote

Slide 14 - Quiz

Wat betekent 'iemand onder de duim hebben?'
A
Iemand in bedwang houden
B
De macht hebben over iemand
C
Iets verzinnen en diegene gelooft jou
D
Iemand onder grote druk zetten

Slide 15 - Quiz

En nu?
Werken in spreekwoordenboekje
Staat op It's Learning
Kunt alleen iets invullen in de grijze vakjes (worden vanzelf groter)
Gebruik internet

Let op de deadline!

Slide 16 - Slide

Afronding
Werken in een werkboekje (staat op It's Learning)

Nog vragen/opmerkingen? 

Slide 17 - Slide