2b Meer dan lezen §4

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Toetsweek periode 3:

25 - 28 maart

Slide 2 - Slide

Toetsweek 3 Nederlands


Herhaling
- samenvatting §1
- aantekeningen §2 en §3
§4 Tekstverbanden en signaalwoorden
- tekstverbanden – opsommend –
  tijdsvolgorde – tegenstellend
§5 Hoofd- en bijzaken
- hoofdzaken - bijzaken 



Toetsstof toetsweek 3
Cursus 1 Meer dan Lezen

Dit overzicht vind je ook in de Classroom

Slide 3 - Slide

Tekstverbanden

Slide 4 - Slide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

iets met elkaar te maken hebben.

Slide 5 - Slide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 6 - Slide

SIGNAALWOORDEN

Dat signaalwoord zegt dus eigenlijk: 'Let op! Je hebt te maken met een tekstverband!

Slide 7 - Slide

TEKSTVERBAND

Als je het signaalwoord hebt gevonden, weet je welk tekstverband daarbij hoort.

Als je weet wat het tekstverband is, kun je de tekst beter begrijpen. 

Slide 8 - Slide

Tekstverbanden
Zinnen en alinea's hebben met elkaar te maken: ze houden verband met elkaar.
Een signaalwoord geeft aan met welk verband je te maken hebt.

3 soorten tekstverbanden:
- Opsomming
- Tijdsvolgorde
- Voorbeeld (toelichting)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

VOORBEELD OPSOMMING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • ten eerste, ten tweede, ten slotte
  • om te beginnen
  • ook (nog)
  • verder
  • en
  • dubbele punt (:)
  • liggende streepje (-)
  • getallen (1, 2, 3)

Slide 11 - Slide

Schrijf hier een zin met een signaalwoord voor opsomming

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Kan je de gebeurtenissen in een andere tijdsvolgorde zetten?
Dan is het een opsomming! (En geen tijdsvolgorde.)

Slide 14 - Slide

Schrijf hier een zin met een signaalwoord voor tijdsvolgorde

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Schrijf hier een zin met een signaalwoord voor voorbeeld

Slide 18 - Open question

Quiz over tekstverbanden
9 vragen

Slide 19 - Slide

Een opsomming is een verband, wat is een synoniem van opsomming?
A
Lijst met dingen die gezegd worden
B
Achter elkaar opgezegde sommen

Slide 20 - Quiz

Kies de twee goede antwoorden.

Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben
D
...helpen je een tekst beter te begrijpen

Slide 21 - Quiz

Weet je nog?

'Onder andere' is een signaalwoord voor
A
tijdsvolgorde
B
een voorbeeld
C
een opsomming

Slide 22 - Quiz

Weet je nog?

'Neem nou' is een signaalwoord voor
A
tijdsvolgorde
B
een voorbeeld
C
een opsomming

Slide 23 - Quiz

Weet je nog?

'Bijvoorbeeld' is een signaalwoord voor
A
tijdsvolgorde
B
een voorbeeld
C
een opsomming

Slide 24 - Quiz

Welk tekstverband herken je?
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
voorbeeld
C
opsomming

Slide 25 - Quiz

Welke zin is een opsomming?
A
Voordat ik naar school ga, eet ik een boterham.
B
En daarom ga ik naar school.
C
Ik leer Nederlands, wiskunde en ook Engels.
D
Vroeger lette ik nooit op in de les.

Slide 26 - Quiz


Wat zijn signaalwoorden voor een opsomming?
A
ten eerste, ten tweede, ook, ten slotte, verder
B
bijvoorbeeld, neem nou, een voorbeeld van, zoals
C
voordat, eerst, vroeger, intussen, tijdens
D
dus, daardoor, hieruit volgt, kortom

Slide 27 - Quiz

Welke drie signaalwoorden voor tijdsvolgorde zie je in de zin:

Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.

Slide 28 - Open question

Opsomming
Bij een opsomming worden dingen achter elkaar genoemd die bij elkaar horen. 

Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, tenslotte, en.
- - 1, 2, 3, 

Slide 29 - Slide

Tijdsvolgorde
Bij een tijdsvolgorde worden dingen genoemd die in een bepaalde volgorde gebeuren 

Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, ten slotte, nadat, terwijl, dadelijk, intussen.

Slide 30 - Slide

Voorbeeld
Bij dit verband wordt een uitleg of voorbeeld gegeven om iets duidelijker te maken. Je krijgt dus meer informatie!

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Opdrachten maken:
- opdrachten maken via Nieuw Nederlands
Cursus 1 Meer dan Lezen
§4: Tekstverbanden en signaalwoorden 
opdracht 1 t/m 7


Slide 33 - Slide