2THF 2.9 les 1

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Muilenburg
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Muilenburg

Slide 1 - Slide

Inhoud
  • Dagopening
  • 10 minuten stil lezen / creatieve opdrachten (Nienke + maandag)
  • Woord van de week
  • Vorig huiswerk: H2.6 opdr. 9 + 10
  • Vragen?
  • Theorie H2.9 Spelling
  • Nieuw huiswerk: H2.9 Spelling opdr. 0 t/m 5
  • Klaar?: leesboek 2 lezen + creatieve opdrachten
  • Afsluiting: zinsdelen + woordsoorten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

de complicatie
1. ...............?                                                                       2 ...............?


Slide 4 - Slide

Zinsdelen: De hond lag te rusten op zijn kussen, omdat hij rondjes aan het rennen was in de tuin.
- pv1 + pv 2 = vraagproef + getalsproef + tijdsproef
- Zinsdelen = kan voor pv
- ng 1 + ng 2 = toestand + kww (vervangbaar door andere kww's) --> ook toestand benoemen (bijvoorbeeld: is jarig)
- wg 1 + wg 2 = alle ww + aan het + te + splitsbare ww + zich
- o1 + o2 = wie/wat + gez.?
- lv 1 + lv 2 = wie/wat + gez. + o (+gez.)?
- mv 1 + mv 2 = aan/voor wie/wat is het bestemd?
- bwb 1 + bwb 2 = prullenbakwoorden + w+h-vragen (behalve wie/wat)

Slide 5 - Slide

Woordsoorten: De hond was aan het rusten op zijn zachte kussen, omdat hij zich had afgemat door tien rondjes te rennen in de grote tuin.
- lw = de/het/een
- bn = zegt iets over zn (kan ervoor of erna)
- zn = kan de/het/een voor + verkleinen + mv/ev + mens/plant/dier/ding/gevoel
- vz = .......de kast + ....... de pauze
- vw = plakt zinnen aan elkaar  (onderschikkend of nevenschikkend)
- kww = vervangen door worden/blijken/zijn/lijken
- hww = kan niet alleen + helpt inf. + volt dw.
- zww = kan alleen + meeste betekenis (tekenen) + winnaar afvalrace pv
 

Slide 6 - Slide

De hond was aan het rusten op zijn zachte kussen, omdat hij zich had afgemat door tien rondjes te rennen in de grote tuin.
- wkww = scheert (zich), wast (zich), vergist (zich), etc.
- wvn = zich/me/je/u/ons  (slaat terug op het onderwerp)
- wgv = elkaar/elkaars
- psv = verwijst naar een persoon of iets (hij/zij/ik/jullie/het/etc.)
- bzv = geeft aan van wie/wat zn is (kan ervoor of erna) (zijn/uw/onze/mijn/etc.)
- av = die, deze, dit dat, zulke, welk(e)
- vrv = wie, wat, welke, wat voor een (kan ook zonder vraagzin) --> Ik vroeg me af wie/wat ......etc.
- bhtw = duidelijke hoeveelheid (tien, twaalf, etc.)
- ohtw = onduidelijke hoeveelheid (veel, weinig, etc.)
- brtw = duidelijk op welke rang/volgorde (eerste, tweede, etc.) --> eindigt op -de of -ste
- ortw = onduidelijke op welke rang/volgorde (meeste, minste, etc.) --> eindigt op -de of - ste

Slide 7 - Slide

Lijdend voorwerp
Wie/wat + gezegde + onderwerp (+gezegde)?

Marianne pakte het cadeautje snel uit.

Slide 8 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
- De 'restjes' van een zin 
- Geeft antwoord op de w + h -vragen (behalve wie en wat)

Gisteren ben ik hard op de stoep gevallen.
(wanneer?)          (hoe?) (waar?)

Slide 9 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Geeft een toestand aan.

De jongen is koning.
Het proefwerk is moeilijk.
Dat meisje wordt later tandarts.


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

2 x onderwerp
Wie/wat + persoonsvorm?

Ik kan me niet voorstellen// dat //Merkel geen premier wordt.
In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
Doordat het de hele week heeft geregend, is wandelen in het bos geen pretje.

Slide 12 - Slide

Wederkerend werkwoord
Wederkerend voornaamwoord zich zit erin.


Slide 13 - Slide

Wederkerig voornaamwoord
elkaar
elkaars

Slide 14 - Slide

Hoofdzin  

-onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar.
-er kan niks tussen het onderwerp en persoonsvorm in komen.

Gisteren liep ik naar school, omdat mijn band lek was.

Ik twijfel of het feest doorgaat.
Bijzin

- kan niet zonder een hoofdzin
- er kunnen woorden tussen het onderwerp + persoonsvorm 

Gisteren liep ik naar school, omdat mijn band lek was.

 Ik twijfel of het feest (nog) doorgaat

Slide 15 - Slide