Herhaling H2 en start H4

Herhaling hoofdstuk 2
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 2Leerroute 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Herhaling hoofdstuk 2

Slide 1 - Slide

Welke van de volgende taken hoort bij een consumentenorganisatie?
A
actie voeren om de belangen van de fabrikanten te verdedigen
B
onpartijdige productinformatie geven over een product of dienst
C
reclame maken voor een bepaald product om zo winst te maken
D
bekende merken aanprijzen wanneer deze merken daarom vragen

Slide 2 - Quiz

In welke van de volgende gevallen geldt het consumentenrecht niet?
A
Als je iets koopt dat gebruikt is.
B
Als je iets koopt op de weekmarkt.
C
Als je iets koopt via internet.
D
Als je iets koopt van een particulier.

Slide 3 - Quiz

Verbind de juiste tekst met de juiste wet.
colportagewet
warenwet
wet koop op afstand
wet product-
aansprakelijkheid
verbiedt de verkoop van producten die gevaarlijk zijn voor je gezondheid of veiligheid
Beschermt de consumenten bij ongevraagde verkoop.
Stelt de fabrikant aansprakelijk voor gevolgschade
Volgens deze wet mag je een product binnen een bepaalde tijd terugsturen als je dat online hebt gekocht.

Slide 4 - Drag question

Na een campagne van Stichting Wakker Dier loopt de verkoop van vlees van snel vetgemeste kippen (plofkippen) terug.
Verschillende supermarkten besluiten dit vlees niet meer te verkopen.
Is dit een voorbeeld van consumer power?
A
Ja, want de producenten luisterden naar de wens van Wakker Dier.
B
Ja, want een grote groep consumenten wilde het vlees niet meer kopen.
C
Nee, want het protest kwam van Wakker Dier en niet van de consument.
D
Nee, want de supermarkten besloten zelf het vlees niet meer te verkopen.

Slide 5 - Quiz

Een huurwoning met een maandelijkse huurprijs van € 825 behoort tot de
A
Vrije sector
B
sociale huurwoning

Slide 6 - Quiz

Wie hebben te maken met de volgende kosten:

onroerendezaakbelasting
A
mensen met een huurwoning
B
mensen met een koopwoning
C
zowel mensen met een huurwoning als met een koopwoning
D
geen van de andere antwoorden

Slide 7 - Quiz

Wat is de woningmarkt ?
A
De vraag naar woningen
B
De totale vraag naar woningen en het totale aanbod van woningen
C
Het totale aanbod van woningen
D
De vraag naar koopwoningen en het aanbod van huurwoningen

Slide 8 - Quiz

Is het mogelijk om een huis te kopen of verkopen zonder makelaar?
A
Ja, dat kan prima
B
Nee, deze moet het huis eerst bekijken
C
Nee, de makelaar moet het huis op Funda zetten
D
Nee, de makelaar zorgt voor de hypotheek

Slide 9 - Quiz

Ali en Zara willen een huis kopen. De makelaar zegt dat ze ook naar een notaris moeten. Waarom is dat?
A
Die zet de huur van hun huis stop.
B
Die regelt een hypotheek.
C
Daar moeten ze een koopcontract ondertekenen.
D
Deze taxeert het huis

Slide 10 - Quiz

Door naar §4.1

Slide 11 - Slide

Wat ga je leren?
- Wat is een verzekering?

- Begrippen; premie, polis, eigen risico, polisvoorwaarden


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Een verzekering afsluiten, dat betekent...
A
je stopt met de verzekering
B
je neemt een verzekering
C
je sluit de verzekering
D
je vind het moeilijk om een verzekering te kiezen.

Slide 14 - Quiz

Het bedrag dat de verzekerde elke maand aan de verzekeraar betaalt heet
A
Schade
B
Premie
C
Schadevergoeding
D
Eigen Risico

Slide 15 - Quiz

Het bedrag dat de verzekeraar aan de verzekerde betaalt bij schade noem je
A
Premie
B
Claim
C
Schadevergoeding
D
Geldsom

Slide 16 - Quiz

Wat is het eigen risico?
A
Een vergoeding die je ontvangt bij schade
B
Een verzekering die geen schade vergoedt
C
Een deel van de schade dat je zelf moet betalen
D
Een extra premie die je betaalt voor een verzekering

Slide 17 - Quiz

Wat ga je leren?
- Wat is een verzekering?

- Begrippen; premie, polis, eigen risico, polisvoorwaarden


Slide 18 - Slide