4vwo en 5vwo vragen bij tijdvak 9, paragraaf 9.1 t/m 9.4

Welke twee bondgenootschappen stonden tijdens WOI tegenover elkaar?
1 / 19
next
Slide 1: Open question
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welke twee bondgenootschappen stonden tijdens WOI tegenover elkaar?

Slide 1 - Open question

Noem 4 oorzaken van WOI

Slide 2 - Open question

Noem 4 bepalingen / onderdelen uit het Verdrag van Versailles

Slide 3 - Open question

Noem 2 oorzaken voor het ontstaan van de economische wereldcrisis van 1929

Slide 4 - Open question

Leg uit wat 'Gelijkschakeling' betekende in Nazi-Duitsland

Slide 5 - Open question

Leg uit wat de 'Grote Terreur' met de 'Goelagarchipel' te maken heeft

Slide 6 - Open question

Leg uit dat propaganda en massacommunicatie tijdens het interbellum zowel bijdroeg aan democratisering als aan totalitairianisme

Slide 7 - Open question

Het modern imperialisme zorgde voor Aziatisch nationalisme doordat
A
Door westers bestuur meer bestuurlijke eenheid in de kolonies kwam
B
Door westers bestuur en scholing er meer westerse ideeën over vrijheid en gelijkheid in de kolonies kwamen
C
A+B zijn beide goed
D
A+B zijn beide fout

Slide 8 - Quiz

Het Aziatisch nationalisme werd versterkt door
A
De verzwakking van Europese landen tijdens de Eerste Wereldoorlog
B
De overwinning van Japan op Rusland in 1905
C
De oprichting van eigen, Aziatisch-nationalistische partijen
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 9 - Quiz

Het verzet dat Gandhi tegen de Britten voerden in Brits-Indië heette
A
Autonomisering
B
Autonomie
C
Guerrilla
D
non-coöperatie

Slide 10 - Quiz

In Afrika tijdens het interbellum
A
waren de nationalistische bewegingen sterker ontwikkeld dan in Azië
B
waren de nationalistische bewegingen minder sterk ontwikkeld dan in Azië
C
Was er nog nauwelijks sprake van nationalisme
D
vond een felle onafhankelijkheidsstrijd plaats in Noord-Afrika

Slide 11 - Quiz

Een verklaring voor de populariteit van de nazi's was
A
De Revanche-gedachte
B
De appeasement-politiek
C
De Blitzkrieg
D
het sterke bondgenootschap met Japan en Italië

Slide 12 - Quiz

Een aspect van de totale oorlog is
A
de betrokkenheid van miljoenen soldaten
B
de volledige inzet van de bevolking aan het front
C
de uitvoering van genocide en massamoord
D
de volledige betrokkenheid van burgers en soldaten bij de oorlog

Slide 13 - Quiz

Hitler mocht op basis van appeasement
A
heel Tsjecho-Slowakije bezetten
B
het Sudetenland bezetten
C
Polen samen met de Sovjet-Unie verdelen
D
zijn binnenlands antisemitisme voortzetten

Slide 14 - Quiz

De acties van de nazi's waren wreder in het oosten van Europa/de Sovjet-Unie vanwege
A
de rassenleer
B
het grotere verzet
C
de Einsatztruppen
D
het voorbeeld dat Japan in Azië stelde

Slide 15 - Quiz

De samenwerking tussen Soekarno en de Japanners verliep
A
gunstig voor de Indonesiërs
B
nadelig voor de Indonesiërs
C
In eerste instantie gunstig, maar uiteindelijk nadelig voor de Indonesiërs
D
in eerste instantie ongunstig, maar uiteindelijk voordelig voor de Indonesiërs

Slide 16 - Quiz

Antisemitisme is een typisch onderdeel van de westerse cultuur in de 19de en begin 20ste eeuw
A
Juist
B
Niet juist
C
Juist, maar alleen geldend voor Nazi-Duitsland

Slide 17 - Quiz

De ontmenselijking van joodse mensen komt terug in het begrip
A
Pogrom
B
Kristallnacht
C
Holocaust
D
Endlösung

Slide 18 - Quiz

De nazi's zijn onder meer verantwoordelijk voor de totale moord op
A
6.000.000 joodse mensen
B
1.000.000 joodse mensen
C
3.000.000 joodse mensen
D
102.000 Nederlandse Joden

Slide 19 - Quiz