This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Het Interbellum
Slide 1 - Slide
Waarom heet dit hoofdstuk: "Het Interbellum"
Slide 2 - Open question
Welke naamsverandering vond plaats in het Interbellum, kies de juiste volgorde.
A
Keizerrijk-Nazi-Weimar Duitsland
B
Nazi-Weimar-Keizerrijk Duitsland
C
Weimar-Keizerrijk-Nazi
Duitsland
D
Keizerrijk-Weimar-Nazi Duitsland
Slide 3 - Quiz
Amerika begon met een herstelprogramma na de eerste wereldoorlog. Hoe heette dit plan, en voor welk land was dit bedoeld?
Slide 4 - Open question
Deze herstelbetalingen hielden op door een historische gebeurtenis. Welke historische gebeurtenis was dit?
A
De bezetting van het Ruhrgebied
B
De Beurskrach
C
De inflatiepolitiek van de Duitse overheid
D
De invoering van het verdrag van Versailles
Slide 5 - Quiz
Hieronder staan zeven begrippen: 1 antisemitisme 2 anticommunisme, 3 democratie, 4 extreem links 5 militarisme, 6 nationalisme, 7 socialisme Drie van deze begrippen hebben met zowel met Fascistisch-Italië als met Nazi-Duitsland te maken. Noteer van deze begrippen de nummers
Slide 6 - Open question
Welke begrippen passen bij deze bron?
A
persoonsverheerlijking + propaganda
B
persoonsverheerlijking + terreur
C
planeconomie + propaganda
D
planeconomie + terreur
Slide 7 - Quiz
Welk begrip past bij deze bron
A
Showproces
B
Geheime politie
C
Strafkamp
D
Censuur
Slide 8 - Quiz
Door de Conferentie van München in 1938 werd Sudetenland ingelijfd bij nazi-Duitsland. De uitkomst van deze conferentie past bij het Heim ins Reich-beleid van nazi-Duitsland. Leg dit uit
Slide 9 - Open question
Door de Conferentie van München in 1938 werd Sudetenland ingelijfd bij nazi-Duitsland. De uitkomst van deze conferentie past bij de Appeasementpolitiek van Groot-Britannië, leg dit uit.
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Open question
Wat is een direct gevolg van Hitlers aantreden als dictator in 1933
A
Alle Joden verliezen hun baan
B
Duitsland nam Oostenrijk over
C
Duitsland kreeg een economische crisis
D
De NSB werd opgericht
Slide 12 - Quiz
In 1932 was er in Oekraïne sprake van een ernstige hongersnood. Oekraïne was op dat moment onderdeel van de Sovjet-Unie. De oorzaak van de hongersnood was een misoogst als gevolg van het communistische systeem. Ook waren de boeren verplicht om het weinige graan aan de overheid te leveren. Die verkocht het aan het buitenland. De misoogst heeft te maken met een kenmerk van het communisme. De verkoop van het graan past bij een regeringsvorm. Welke combinatie van kenmerk en regeringsvorm hoort bij de Sovjet-Unie?
A
collectivisatie, democratie
B
collectivisatie, dictatuur
C
indoctrinatie ,democratie
D
indoctrinatie, dictatuur
Slide 13 - Quiz
Duitsland had een Geheime Politie: Welke groep hoort bij dit begrip?
A
Gestapo
B
SA
C
SS
D
Bruinhemden
Slide 14 - Quiz
De Fascisten leken heel erg op de Nazi's. Welk kenmerk van de Nazi's hadden ze echter NIET
A
Anti-Democratie
B
Anti-Semitisme
C
Militarisme
D
Nationalisme
Slide 15 - Quiz
Bekijk de afbeelding. Leg uit wat deze bron te maken heeft met de begrippen: Antisemitisme en de Dolkstoot legende. Leg dit voor beide begrippen uit.
Slide 16 - Open question
Heims ins Reich en Lebensraum lijken erg op elkaar. Wat is het verschil tussen deze begrippen?
Doe dit door eerst beide begrippen uit te leggen
Slide 17 - Open question
Wie was de leider van nazi-Duitsland?
A
Adolf Hitler
B
Benito Mussolini
C
Josef Stalin
D
Anton Mussert
Slide 18 - Quiz
Bij welke groep hoort het volgende symbool
A
nazi-Duitsland
B
fascisten
C
communisten
D
nsb'ers
Slide 19 - Quiz
Wie was de leider van fascistisch Italië?
A
Adolf Hitler
B
Benito Mussolini
C
Anton Mussert
D
Josef Stalin
Slide 20 - Quiz
Welke staatkundige kaart hoort bij Europa tijdens het Interbellum?
Gebruik de bron
A
kaart 1
B
kaart 2
C
kaart 3
D
kaart 4
Slide 21 - Quiz
Lees de zes feiten over de VS in het interbellum. Noteer de cijfers 1 t/m 6 in de juiste tijdsvolgorde.
A. De beurs kan de waardevermindering van de aandelen niet aan en stort in. B. De Amerikaanse industrie produceert heel veel luxegoederen en verkoopt die wereldwijd. C. Als na de WOI de Europese landen weer gaan produceren neemt de winst van Amerikaanse bedrijven af. D. Amerikaanse burgers willen delen in de winst en kopen aandelen. E. Grote bedrijven gaan minder produceren en moeten mensen ontslaan. F. Werkelozen mensen hebben minder geld en willen hun aandelen aan de bank terug verkopen
A
B, D, C, E, F, A
B
C, F, D, B, A, E
C
C, F, B, D, E, A
D
F, D, F, B, E, A
Slide 22 - Quiz
Welk kenmerk van fascisme zie je hier?
A
persoonverheerlijking
B
nationalisme
C
geen democratie
D
verheerlijking van geweld
Slide 23 - Quiz
Een vrouw laat haar kachel branden op papiergeld. Waar en wanneer is deze foto gemaakt?
A
in de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929
B
in Duitsland, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was
C
in Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
in de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht
Slide 24 - Quiz
Welk begrip past bij de bron?
A
Collectivisatie
B
Strafkamp
C
Showproces
D
Planeconomie
Slide 25 - Quiz
Wie is deze man?
A
Lenin
B
Stalin
C
Mussert
D
Mussolini
Slide 26 - Quiz
De postzegel is gemaakt om een gebeurtenis uit 1923 te herdenken, die belangrijk was voor de nazi’s.
→Welke gebeurtenis wordt herdacht?
Gebruik de bron
Slide 27 - Open question
Jaartallenfeestje!
→Sleep de gebeurtenissen naar het juiste jaartal.
De wereldeconomie stort in. De Crisis begint.
Adolf Hitler komt aan de macht.
Het Verdrag van Versailles wordt ondertekend.
Slide 28 - Drag question
Bij werkverschaffingsprojecten, zoals het aanleggen van een bos of kanaal, moest iedereen hetzelfde werk doen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
Waarvoor moesten werklozen naar het stempelkantoor?