EHBO 2.3 - verstuikingen en kneuzingen

Verstuikingen en kneuzingen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Verstuikingen en kneuzingen

Slide 1 - Slide

Vandaag:
  • Theorie botstelsel + spierstelsel
  • Uitleg kneuzing + verstuiking
  • Aanleggen mitella
  • Aanleggen brede das
  • Aanleggen van een drukverband op pols en hand 




Slide 2 - Slide

Het botstelsel
Het menselijk botstelsel bestaat uit het skelet.
Hieraan hechten zich spieren zodat de ledematen kunnen bewegen. 
Botten kunnen op verschillende manieren met elkaar verbonden zijn: door kraakbeen, bindweefsel of ze zijn helemaal met elkaar vergroeid (bijvoorbeeld je schedel)

Slide 3 - Slide

Het skelet
Het skelet is het hardste deel van het menselijk lichaam en blijft vaak tot lang na de dood intact.

Slide 4 - Slide

botten
De buitenkant van de botten is bekleed met botvlies. 
Botten zijn hard en weinig elastisch. 
Van binnen zijn botten gevuld met beenmerg, waarin bloedcellen worden aangemaakt. 
Bij oudere mensen neemt de stevigheid en veerkracht van de botten af; hun botten worden broos en kunnen daarom makkelijker breken.

Slide 5 - Slide

botten
Botten kunnen verschillende vormen hebben, zoals pijpvormig of plat.
De botten van je armen en benen zijn pijpvormig.
Botten als het borstbeen, de heupbeenderen en het heiligbeen zijn plat.

Slide 6 - Slide

Kraakbeen
Kraakbeen is minder hard en stevig dan het bot, maar wel elastischer.
Het zit bijvoorbeeld in je oorschelpen, puntje van je neus, de tussenwervelschijven, tussen de ribben en het borstbeen.

Slide 7 - Slide

Gewrichten
Een gewricht is de overgang tussen twee botten waarbij beweging mogelijk is.
Twee botten passen op elkaar doordat het ene bot eindigt in een gewrichtskop en het andere in een gewrichtskom

Slide 8 - Slide

Gewrichten
Het lichaam heeft verschillende soorten gewrichten:
  1. scharniergewricht: bijvoorbeeld bij elleboog, knie en tussen de vingerkootjes.
  2. Rolgewricht: bijvoorbeeld tussen de twee botten van de onderarm.
  3. Schuifgewricht: bijvoorbeeld tussen boven- en onderkaak.
  4. Zadelgewricht: bijvoorbeeld de duim.
  5. Kogelgewricht: zoals in de schouder en heup.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Tijdens het bewegen worden er krachten uitgeoefend op de gewrichten. De uiteinden van de botten zijn daarom beschermd met kraakbeen. Ook zit tussen de gewrichtskom en de gewrichtskop een laagje slijm dat voor soepelheid zorgt. 
Gewrichten zijn omhuld met een gewrichtskapsel dat stevigheid geeft. Gewrichtsbanden zijn bindweefselbanden die twee of meer beenderen met elkaar verbinden. Ze verhinderen dat een gewricht te ver naar achteren of naar voren beweegt of te ver roteert (bijvoorbeeld de enkel- en kniebanden)

Slide 11 - Slide

Opdracht
Maak de opdracht "gewrichten lesweek 2.3"


Je hebt 10 minuten werktijd

Slide 12 - Slide

Het spierstelsel
Spieren bestaan uit weefsel dat zich kan samentrekken en ontspannen, waardoor beweging mogelijk wordt.
Er zijn twee soorten spieren:
  1. Willekeurige spieren zijn onderworpen aan de wil. Ze kunnen zich op commando samentrekken en ontspannen. Met pezen zitten ze vast aan de botten.
  2. Onwillekeurige spieren zijn niet onderworpen aan de wil. Ze komen voor in hart, maag en ingewanden.

Slide 13 - Slide

Kneuzing en verstuiking
In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, is een kneuzing niet hetzelfde als een verstuiking.
  • Een kneuzing is een beschadiging van onderhuids weefsel door bijvoorbeeld een val, slag of stoot (blauwe plek).
  • Een verstuiking is een verschuiving van de uiteinden van gewrichten ten opzichte van elkaar. Daardoor worden omliggende kapsels opgerekt of gescheurd.

Slide 14 - Slide

Kneuzing
Bij een kneuzing kunnen onderhuids weefsel of organen beschadigd raken terwijl de huid intact blijft. Daarbij scheuren bloedvaatjes en dat zorgt voor een zwelling en bloeduitstorting. Vooral de armen, handen, benen en voeten zijn gevoelig voor een kneuzing.

Wat stel je vast bij een kneuzing?
  • Vooral pijn bij belasting
  • Blauwe plek
  • Soms een zwelling

Slide 15 - Slide

Verstuiking
Bij een verstuiking worden banden of kapsels opgerekt of gescheurd.
Er is geen sprake van ontwrichting, maar de vlakken van het gewricht liggen niet meer stabiel tegen elkaar. Ook raken de bloedvaatjes rond het getroffen gewricht beschadigd. Het gewricht zwelt op en vertoont een blauwe plek.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Doen!
Pas de ICE-regel toe. Het Engelse woord ICE staat voor ijs. Als eerste stap moet daarom intensief gekoeld worden.

  • Je kunt ook koelen met koud water. Richt het water niet op het gewricht.
  • Als je geen coldpack of ijsblokjes hebt, kun je ook andere producten uit de vriezer gebruiken (bijvoorbeeld een zak diepvrieserwten). Wikkel dit in een doek om bevriezing te voorkomen.

Slide 18 - Slide

Koelen
Door het getroffen lichaamsdeel te koelen, trekken bloedvaatjes samen. Hierdoor worden de bloeding en de zwelling beperkt en neemt de pijn af.

Slide 19 - Slide

ICE
  • I: immobilisatie. (Houd het lichaamsdeel zo onbeweeglijk mogelijk. Zorg dat het lichaamsdeel niet belast wordt).
  • C: Compressie. (Leg na het koelen een drukverband aan. Een drukverband ondersteunt bij het onbeweeglijk houden van het gewricht).
  • E: Elevatie (Leg het getroffen lichaamsdeel hoger dan horizontaal. Hierdoor wordt de bloedtoevoer in het getroffen lichaamsdeel verminderd).

Slide 20 - Slide

Professionele hulp
Raadpleeg professionele hulp als het slachtoffer iets heeft horen knappen of kraken, de vorm/stand van het lichaamsdeel afwijkt of het slachtoffer niet kan steunen op het getroffen lichaamsdeel na het toepassen van de ICE-regel.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Aan de slag
  • Werk in tweetallen.
  • Leg bij elkaar de mitella aan. 
  • Laat de aangebrachte mitella zien aan de docent

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Aan de slag
  • Werk in tweetallen.
  • Leg bij elkaar de brede das aan.
Laat de aangebrachte brede das zien aan de docent.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Aan de slag
  • Werk in tweetallen.
  • Leg bij elkaar het polsdrukverband aan.
  • Laat de aangebrachte drukverband zien aan de docent.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide