3VWO - Proeftoets GR1 - Gram WS 1-3 / zinsdelen 3 / Form 3

Proeftoets GR1
Grammatica  woordsoorten 1-3 
Grammatica zinsdelen 3
Formuleren 3
3VWO
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Proeftoets GR1
Grammatica  woordsoorten 1-3 
Grammatica zinsdelen 3
Formuleren 3
3VWO

Slide 1 - Slide

Succes... en let goed op tijdens het maken! 

Slide 2 - Slide

Het woord 'jawel' komt voor als tussenwerpsel van bevestiging EN als bijwoord.
A
niet juist
B
juist

Slide 3 - Quiz

Woorden als gebrul (van een leeuw), geblaf (van een hond) en getoeter (van een auto) zijn tussenwerpsels, omdat ze een klank nabootsen.
A
niet juist
B
juist

Slide 4 - Quiz

‘PIEP,’ zei de muis, ‘PIEPPIEP’, maar de mus antwoordde niet.
Dit is een...
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
tussenwerpsel

Slide 5 - Quiz

'Piep,’ zei de muis, ‘pieppiep’, maar de mus antwoordde NIET.
Dit is een...
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
tussenwerpsel

Slide 6 - Quiz

HELAAS moet je de theorie voor de toets goed leren...
Dit is een...
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
tussenwerpsel

Slide 7 - Quiz

Zorg maar dat je geen KLETS voor je hoofd krijgt!
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
tussenwerpsel

Slide 8 - Quiz

In onze klas zit een meisje DAT goed kan voetballen.
A
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
B
vragend voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 9 - Quiz

Weet jij wie zich weer heeft misdragen met carnaval in Reeuwijk?
A
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
B
vragend voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

Weet jij wie zich weer heeft misdragen met carnaval in Reeuwijk?
A
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
B
vragend voornaamwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

Ik denk, DAT hij me niet wil vertellen wat er op het feest is gebeurd.
A
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
B
onderschikkend voegwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 12 - Quiz

De jongens zochten tijdens de optocht naar twee meisjes met WIE ze samen een dansje konden maken.
A
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
B
onderschikkend voegwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 13 - Quiz

Wat betekent het verkeersbord eigenlijk dat ze aan het begin van DIE John Mottstraat geplaatst hebben?
A
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
B
onderschikkend voegwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

Volgens mij is WAT je nu gedaan hebt, echt ontoelaatbaar.
A
betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent
B
onderschikkend voegwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 15 - Quiz

Heeft u misschien wat chocolade voor me?
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
onderschikkend voegwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 16 - Quiz

Dat is het ergste wat je ooit tegen me gezegd hebt!
A
onbepaald hoofdtelwoord
B
onderschikkend voegwoord
C
betrekkelijk voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 17 - Quiz

Dat is het ergste wat je ooit tegen me gezegd hebt!
Het antecedent is...

Slide 18 - Open question

Welk type bijzin herken je in deze zin?

In verband met de storm raadt de school iedereen aan om thuis te blijven.
A
beknopte bijzin met ‘te + infinitief’
B
gewone zin
C
beknopte bijzin met onvoltooid deelwoord
D
beknopte bijzin met voltooid deelwoord

Slide 19 - Quiz

Welke bijzin herken je in deze zin?

Bijgestaan door familie en vrienden vond Jeroen eindelijk een manier om geld te verdienen.
A
beknopte bijzin met ‘te + infinitief’
B
gewone zin
C
beknopte bijzin met onvoltooid deelwoord
D
beknopte bijzin met voltooid deelwoord

Slide 20 - Quiz

Welke bijzin herken je in deze zin?

Tevreden terugkijkend op een geslaagd feest deed Maxime het licht uit.
A
beknopte bijzin met ‘te + infinitief’
B
gewone zin
C
beknopte bijzin met onvoltooid deelwoord
D
beknopte bijzin met voltooid deelwoord

Slide 21 - Quiz

Welke bijzin herken je in deze zin?

Toen hij zichzelf acteur noemde in een toneelstuk, werd Jarno flink uitgelachen door zijn vrienden.
A
beknopte bijzin met ‘te + infinitief’
B
gewone zin
C
beknopte bijzin met onvoltooid deelwoord
D
beknopte bijzin met voltooid deelwoord

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide