Voorbeelden lichamelijke aanpassingen: Grote poten, lange staart, grote ogen, stekels, kleuren, enz.
Ogen gekko: Aan de pupil kun je zien of het een dag- of een nachtactief dier is. Dag actief heeft een ronde pupil, nachtactief een verticale spleet overdag. ‘s Nachts is deze ook rond om beter zicht te hebben op de prooi
Lamellen: Naast verschil in dag-of nachtactief is er ook verschil in waar gekko’s leven. Dat is te zien aan de poten. De meesten leven in bomen of op rotsen, deze soorten hebben dikke tenen met zogenaamde hechtlamellen. Hechtlamellen zijn groefjes aan de onderkant van de tenen en helpen bij het klimmen. Bij bodembewoners ontbreken deze hechtlamellen. Leven ze in de woestijn dan hebben zij weer een andere aanpassing, namelijk dikke tenen met huid ertussen. Deze worden gebruikt om goed in het zand te kunnen graven.
Voorbeelden fysiologische aanpassingen: bij slangen 1 ontwikkelde long om lichaamsruimte te besparen, de luchtpijp die naar buiten gebracht kan worden tijdens het eten van een prooi,
Sommige woestijnbewoners kunnen hun blaas als vochtreservoir inzetten zodat ze lang zonder vocht kunnen, enz