What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Thema 5_week 1_les 2 en 4
Onderwerp
Les doel:
je leert wat het onderwerp van een zin is
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Basisschool
Groep 5
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quiz
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Onderwerp
Les doel:
je leert wat het onderwerp van een zin is
Slide 1 - Slide
Wat weet je nog over het onderwerp?
Slide 2 - Open question
Wat is het onderwerp?
- Wie of wat iets doet
- kan één of meerdere woorden zijn
Slide 3 - Slide
Hoe vind je het onderwerp?
- Wie-doet-vraag
- Wat-doet-vraag
Wie of wat doet iets?
Slide 4 - Slide
Wie-vraag
Hij gaat met mij een luchtje scheppen.
↓
Wie gaat met mij een luchtje scheppen?
Slide 5 - Slide
Wat-vraag
In het bos staan veel grote bomen.
↓
Wat staan in het bos?
Slide 6 - Slide
Wat is het onderwerp in deze zin?
Jan Erik kan niet slapen.
Slide 7 - Slide
Wat is het onderwerp in deze zin?
Hij droomt van het heelal.
Slide 8 - Slide
Wat is het onderwerp in deze zin?
Brof neemt hem mee naar verre planeten.
Slide 9 - Slide
Wat is het onderwerp in deze zin?
Samen vertrekken ze in een ruimteschip.
Slide 10 - Slide
Wat is het onderwerp in deze zin?
Wat zal zijn broer jaloers zijn.
Slide 11 - Slide
Wat is het onderwerp in deze zin?
Zijn broer zit morgen gewoon in de klas bij juf Manon.
Slide 12 - Slide
.nl
Kijk goed naar de afbeelding. Wie of wat doet iets?
Maak zes korte zinnen. Vertel het onderwerp van de zin.
Slide 13 - Slide
Verwijswoord
Les doel:
je leert wat een verwijswoord is.
Slide 14 - Slide
Wat is een verwijswoord?
- Een verwijswoord wijst naar een woord dat al eerder is genoemd.
- Een verwijswoord zorg ervoor dat je niet twee keer hetzelfde hoeft te zeggen.
Slide 15 - Slide
Voorbeeld:
Jan Jacob zet zijn koptelefoon op.
Hij
luister naar muziek.
Hij
=> Jan Jacob
In de tuin speelt een kind.
Het
trapt tegen een bal.
Het
=> een kind
Slide 16 - Slide
Wat is het verwijswoord in deze zin?
Naar welk woord verwijst het?
Jan Erik stapt in de vensterbank. Gaat hij met buurman Brof mee?
Slide 17 - Slide
Wat is het verwijswoord in deze zin?
Naar welk woord verwijst het?
Als Jan Erik wakker wordt, gelooft hij zijn ogen niet.
Slide 18 - Slide
Wat is het verwijswoord in deze zin?
Naar welk woord verwijst het?
Brof kent de weg. Zeker stuurt hij zijn ruimteschip door de ruimte.
Slide 19 - Slide
Wat is het verwijswoord in deze zin?
Naar welk woord verwijst het?
Jan Erik ziet geen sterren. Hij kan amper iets zien.
Slide 20 - Slide
Wat is het verwijswoord in deze zin?
Naar welk woord verwijst het?
Jan Erik denkt aan mama. Zal ze ongerust zijn?
Slide 21 - Slide
Wat is het verwijswoord in deze zin?
Naar welk woord verwijst het?
Waarom is Jan Erik met buurman Brof meegegaan? Weifelend kijkt hij naar buiten.
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
More lessons like this
Taal thema 5
September 2018
- Lesson with
22 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Verwijswoorden
April 2021
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5
Verwijswoorden
November 2022
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5
Taal thema 5 week 1 groep 5
March 2022
- Lesson with
23 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
groep 5 thema 5
March 2023
- Lesson with
20 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Taal in beeld - Groep 5 - Les 3 - Onderwerp
November 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5
onderwerp
May 2023
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5
onderwerp
March 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5