Sterke werkwoorden met 'a' en 'e' in de stam

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2,3

Starke Verben met een e of een a in de stam

Lesdoel

Aan het eind van de les kun je zeggen:

-welke veranderingen er optreden bij een sterk werkwoord

-kun je deze toepassen

Starke Verben 

(in NL sterk in Duits ook)

(sterk ww heeft klinkerverandering in de v.t.)

b.v. gaan - ging (NL)

gehen - ging (D)

b.v. slapen - sliep (NL)

schlafen - schlief (D)

stamm + esttenten

ich  - e

du   - st

er,sie- t

wir  - en

ihr       -t

sie,Sie -en

Starke Verben mit -a im Stamm

Diese bekommen eine Änderung von a-> ä

schlafen- ich schlafe- du schläfst- er schläft

tragen- ich trage- du trägst- er trägt

DUS !

fahren

ich fahre             wir fahren

du fährst         ihr fahrt

er,sie,es fährt            sie/Sie fahren

stamm mit -e

Starke Verben mit -e (klinkt kort) im Stamm bekommen -> i

helfen- du hilfst, er,sie,es hilft

bij lange klank (ee) bekommt es -> ie

lesen-  du liest, er,sie,es liest 

Verandering stamklinker alleen bij:  du EN er,sie ,es

Let op

Bij treten, geben en nehmen verandert de lange 'ee' in 'i', niet in 'ie'.!!

gehen, stehen en bewegen worden in de tegenwoordige tijd gewoon vervoegd zoals het zwakke ww ondanks de lange 'e'e!

ich gehe- du gehst- er geht

du stehst- du genest

samengevat

Sterk ww- hoor je door klankverandering

korte klank -e- in het sterke ww -> -i

lange klank -ee- in het sterke ww -> -ie

bij: du / er, sie, es

-Let op de uitzonderingen-> zie boek

Sterke ww met -a in de stam wordt -ä

bij: du/ er, sie, es

oscarromerotalen.nl

Wanneer komt de verandering '-ie'?

1. Bij een korte 'e'-klank
2. Bij een lange 'ee'-klank

Wat gebeurt er bij een korte klank in het werkwoord?

1. een '-e' wordt 'i'
2. een '-e' wordt 'ie'
3. een '-e' blijft zo
4. Ik doe niet moeilijk en schrijf maar wat op

du (helfen)

1. helfst
2. hilfst
3. hilft
4. helfest

er (schlafen)

1. schlaft
2. schlift
3. schläft
4. schläfest

er (fahren)

1. fahrt
2. fihrt
3. fähret
4. fährt

ihr (fahren)

1. fahrt
2. fihrt
3. fähret
4. fährt

du (gehen)

1. gihst
2. giehst
3. gehst
4. gehest

sie (geben) e.v

1. gebt
2. gibst
3. gibt
4. giebst

Noem eens werkwoorden, met 'e' die niet veranderen

Hausaufgaben:

- Seite 90 Aufgabe 6

UND

- Seite 146 Aufgabe 1 (zin 8 niet)

Lesdoel gehaald? Niet? Stel vragen!