9.1 Alcohol en start 9.4

1 / 27
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag
-Afronden 9.1  -  comazuipen
-Start 9.4  -  Ziek
-Zelfstandig werken 


Slide 2 - Slide

Lezen 'comazuipen'

Slide 3 - Slide

Wat vind je van alcohol?

Slide 4 - Mind map

De meeste jongeren komen op de middelbare school in aanraking met alcohol. Hoe zit dat met jou?
Heb jij wel eens alcohol gedronken?
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

Als je op de vorige vraag 'ja' hebt geantwoord. Geef dan hier aan hoe oud je was.
10 of jongen
11
12
13
14

Slide 6 - Poll

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Nu
-Afmaken paragraaf 9.1:
Maak opdracht 25 t/m 30 
timer
7:00

Slide 9 - Slide

9.4 Ziek
We maken een start met deze paragraaf

Wat is 'ziek zijn'? 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Ziek zijn
Ziekte is een tijdelijke lichamelijke of geestelijke aandoening die iemand belemmert in het normale functioneren. 


Een ziek organisme is uit zijn evenwicht, er is sprake van een verstoorde homeostase

Slide 12 - Slide

Hoe word je ziek?
  • Micro-organismen: bacteriën, virussen en schimmels

  • Ziekteverwekkers: micro-organismen waar je ziek van kunt worden
  1. Bacteriën en schimmels kunnen giftige stoffen afgeven
  2. Virussen dringen je cellen binnen en zich daar vermeerderen, waardoor uiteindelijk de cel stuk gaat


Slide 13 - Slide

Hoe word je ziek?
Infectieziekte: ziekte die door een infectie met bacteriën, virussen of schimmels ontstaan.


  • Verkoudheid: virus in slijmvliescellen van je mond, neus en keel - besmetting via druppeltjes vocht in de lucht/handcontact

  • Griep: spierpijn, koorts, hoofdpijn, verkouden - zelfde manier van verspreiding

Slide 14 - Slide

Hoe word je ziek?
Infectieziekte: ziekte die door een infectie met bacteriën, virussen of schimmels ontstaan.

  • Verkoudheid: virus in slijmvliescellen van je mond, neus en keel - besmetting via druppeltjes vocht in de lucht/handcontact

  • Griep: spierpijn, koorts, hoofdpijn, verkouden - zelfde manier van verspreiding

Slide 15 - Slide

Nu en huiswerk
-Maak heel paragraaf 9.1 af (opdracht 1 t/m 30)
-Maak van paragraaf 9.4 opdracht 1 t/m 7

Morgen starten we een practicum. 

Slide 16 - Slide

Wat weet jij van alcohol?
Test hier je kennis.

Slide 17 - Slide

Waarom kunnen de meeste mensen niet meer uit hun woorden komen als ze dronken zijn?
A
Van alcohol worden je lippen dikker.
B
Het is voor je hersenen niet meer mogelijk om normale woorden te vormen.
C
Alcohol zorgt ervoor dat de tong niet goed aangestuurd wordt.

Slide 18 - Quiz

Bekijk de afbeelding.
In welk standaardglas zit
de meeste alcohol?
A
In het wijn-glas.
B
In het bier-glas.
C
In het wiskey-glas.
D
In ieder standaardglas zit evenveel alcohol.

Slide 19 - Quiz

Welke uitspraak is WAAR?
A
Aan een jongere kan je goed zien of hij/ zij dronken is.
B
Na je 16e kun je net zo goed tegen alcohol als een volwassene.
C
Drink je voor je 15e jaar, dan is de kans op een alcoholverslaving groter als je volwassen bent.
D
Alcohol is alleen schadelijk voor jongeren als ze meer dan 15 glazen per week drinken.

Slide 20 - Quiz

Waarom moeten mensen zo vaak naar de wc als ze alcohol drinken?
A
Ze krijgen door het drinken veel meer vocht binnen dan normaal en daarom moeten ze vaker plassen.
B
Alcohol onderdrukt de productie van een hormoon dat er normaal voor zorgt dat je nieren water uit je plas terughalen voordat het je lichaam verlaat.
C
Alcohol bevat bacteriën die je blaas irriteren als je het hebt genuttigd.

Slide 21 - Quiz

Welk orgaan neemt het meeste alcohol op?
A
De slokdarm
B
De maag
C
De lever
D
De dunne darm

Slide 22 - Quiz

Waarmee kun je het afbraakproces van alcohol versnellen?
A
Door intensief te bewegen.
B
Door fruit te eten.
C
Door koffie te drinken.
D
Je kan het afbraakproces niet versnellen.

Slide 23 - Quiz

Waar of niet waar?
Vrouwen doen gemiddeld langer over de afbraak van alcohol dan mannen, omdat ze meer lichaamsvet hebben. Alcohol lost goed op in vet, waardoor de lever het moeilijker kan afbreken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Sinds wanneer drinkt men bier?
A
4500 v. Chr.
B
30 n.Chr.
C
200 n.Chr

Slide 25 - Quiz

Mag je als je teveel gedronken hebt, nog fietsen?
A
Nee, je mag geen voertuig besturen onder invloed, dus ook geen fiets.
B
Ja, want je vormt niet echt een gevaar voor andere mensen.
C
In sommige gemeenten mag dat wel, in sommige niet.

Slide 26 - Quiz

Waarom is het toegestane alcoholpromillage achter het stuur niet nul?
A
Omdat je lichaam af en toe zelf alcohol produceert bijv. bij het verteren van fruit of zoetigheid.
B
Omdat het drinken van één biertje of wijntje niet gevaarlijk is.
C
De foutmarge van de blaastest ligt tussen de 0,01 tot 0,05. Daarom ligt het toegestande alcoholniveau wat hoger.

Slide 27 - Quiz