This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wanneer vraag je een tewerkstellingsvergunning aan?
A
Voor iedere werknemer buiten Noord-Europa
B
Voor een werknemer buiten West-Europa
C
Voor alle werknemers buiten de Benelux
D
Voor alle werknemers buiten Nederland
Slide 2 - Quiz
In welke twee situaties heeft een flexwerker automatisch recht op een aanstelling voor onbepaalde tijd?
A
Bij het vierde tijdelijke contract. Als de periode van tijdelijke aanstellingen langer duurt dan één jaar.
B
Na het krijgen van een derde contract of na een jaar bij hetzelfde bedrijf
C
Na het krijgen van een derde contract of na twee jaar bij hetzelfde bedrijf
D
Bij het vierde tijdelijke contract. Als de periode van tijdelijke aanstellingen langer duurt dan twee jaar.
Slide 3 - Quiz
Wat betekent de afkorting cao?
A
Collectieve arbeidsopvang
B
Collectieve arbeidsoplossing
C
Collectieve arbeidsovereenkomst
D
Collectieve arbeidsoverslag
Slide 4 - Quiz
Geef twee voorbeelden van secundaire arbeidsvoorwaarden...
A
Auto & winstuitkering
B
Auto & personeelsfeest
C
Auto & werktijden in overlef
D
Winstuitkering & personeelsfeest
Slide 5 - Quiz
Wat is een functiewaarderingssysteem?
A
Een methode die je toepast om de beloning in functies te bepalen
B
Een methode die je toepast om rangorde in salaris te bepalen
C
Een methode die je toepast om een beloning in geld en materiaal te bepalen
D
Een methode die je toepast om een rangorde in functies te bepalen
Slide 6 - Quiz
Welke stelling is juist?
A
Premieloon is een mengvorm tussen tijdloon en prestatieloon
B
Prestatieloon is een mengvorm tussen tijdloon en premieloon
C
Premieloon is een mengvorm tussen tijdloon en een incentive
D
Premieloon is een mengvorm tussen een incentive en prestatieloon
Slide 7 - Quiz
Wat bedoel je met prestatieloon?
A
Een beloningssysteem waarbij je de hoogte van het uurloon afhankelijk maakt van de geleverde prestaties
B
Een beloningssysteem waarbij je de hoogte van de beloning gedeeltelijk afhankelijk maakt van de geleverde prestaties
C
Een beloningssysteem waarbij je de hoogte van de beloning afhankelijk maakt van de geleverde producten
D
Een beloningssysteem waarbij je de hoogte van de beloning afhankelijk maakt van de geleverde prestaties.
Slide 8 - Quiz
Wat bedoelen we met het cafetariasysteem?
A
Een beloningssysteem waarbij je de werknemer zelf een pakket vakantiedagen laat samenstellen.
B
Een beloningssysteem waarbij je de werknemer zelf een salaris voorstel laat samenstellen.
C
Een beloningssysteem waarbij je de werknemer zelf een pakket arbeidsvoorwaarden laat samenstellen.
D
Een beloningssysteem waarbij je de werknemer zelf een laat kiezen om ook in de avonduren en weekenden werkzaamheden te verrichten en daar betaalt voor wordt.
Slide 9 - Quiz
Waarom zijn de loonkosten voor de werkgever hoger dan het nettoloon van de medewerker?
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Opdracht
Maak drietallen
verdeel & lees 3.4 t/m 3.9
Vertel aan elkaar wat je gelezen hebt
Stel vragen aan je luisteraar
Zet per paragraaf een vraag op het kaartje plus een antwoord