Door wat voor prikkel kan dit gedrag zijn ontstaan?
A
Inwendige prikkel: zicht
B
Uitwendige prikkel: zicht
C
Inwendige prikkel: honger
D
Uitwendige prikkel: honger
Slide 9 - Quiz
Gedrag objectief bestuderen
Alleen feiten benoemen:
Fout: de gorilla is boos
Goed: de gorilla opent zijn mond en laat zijn tanden zien
Punt 1 is een mening, dit is niet een objectieve omschrijving van gedrag.
Slide 10 - Slide
Hoe omschrijven we OBJECTIEF het gedrag van de hond op de afbeelding?
A
De hond is blij
B
De hond is energiek
C
De hond ligt
D
De hond kwispelt met zijn staart
Slide 11 - Quiz
Objectief
Subjectief
Is het gedrag subjectief of objectief?
Lopen
Liggen
Genieten
Lief zijn
Verdrietig zijn
Boos zijn
Krabben
Klimmen
Slide 12 - Drag question
sleutelprikkel
sleutelprikkel: een prikkel die (bij motivatie) altijd het zelfde gedrag veroorzaakt.
remmen
rijden
Slide 13 - Slide
Sleutelprikkel
Een prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het ontstaan van bepaald gedrag (door sterkere motivatie)
Slide 14 - Slide
Supranormale prikkel
Prikkels die een sterkere
motivatie en grotere kans
op respons dan de
gewone sleutelprikkel.
Slide 15 - Slide
Ethologie: de studie van gedrag
Slide 16 - Slide
Stap 1:
Ethogram maken
Bekijk het gedrag van een dier uit een filmpje van youtube.
Maak een objectieveomschrijving van alle handelingen van het dier.
Geef de handelingen een korte naam.
Geef de handelingen een afkorting.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Stap 2:
Protocol maken
Maak een tabel.
Noteer om de 5 seconden objectief het gedrag wat je ziet van een dier.
Noteer de afkorting in de tabel.
Observeer het gedrag 3 minuten.
Slide 19 - Slide
Protocol
Ethogram
Wat hoort bij een ethogram en wat hoort bij een protocol?
Beschrijving van alle handelingen die het dier kan doen.
Lijst van opeenvolgende handelingen van een dier.
Slide 20 - Drag question
Stap 3:
Frequentieanalyse maken
Gebruik je ingevulde protocol.
Turf hoe vaak een handeling voorkomt.
Maak een staafdiagram van de resultaten.
Zorg voor een goede schaalverdeling.
Benoem de assen.
Geef je staafdiagram een titel.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Ethogram
Slide 23 - Slide
Protocol: deze ga je nu invullen
Slide 24 - Slide
Aangeboren / aangeleerd gedrag
Aangeboren: Vanaf de geboorte aanwezig.
Aangeleerd gedrag: Tijdens je leven geleerd.
Slide 25 - Slide
Aangeboren/aangeleerd
Aangeboren eigenschappen (nature) : eigenschappen die erfelijk zijn
Aangeleerde eigenschappen (nurture): normen, waarden en gewoonten die je overneemt van je ouders, vrienden je omgeving
Aangeboren/aangeleerd
Aangeboren eigenschappen: eigenschappen die erfelijk zijn
Aangeleerde eigenschappen: normen, waarden en gewoonten die je overneemt van je ouders, vrienden je omgeving
Slide 26 - Slide
Vorming van gedrag
Gedrag bestaat uit
Erfelijk gedrag(aangeboren)
Aangeleerd gedrag
Nieuw gedrag
Gedrag = mix van aangeboren,
aangeleerd en eventueel
nieuw gedrag
Slide 27 - Slide
Inprenten
Inprenten = Leren in een gevoelige periode.
Vaak bij herkennen moeder zoals bij ganzen.
Slide 28 - Slide
Oefenen (trial-and-error)
Imiteren,
inprenting
oefenen (trial-and-error)
conditioneren,
gewenning,
Slide 29 - Slide
Conditionering
Slide 30 - Slide
Leren door gewenning
Gewenning = het afleren te reageren op prikkels.
Voorbeelden?
Met je klasgenoot bedenk je een tweetal voorbeelden.
Slide 31 - Slide
Rangorde
Slide 32 - Slide
Rangorde
Binnen een groep dieren is er altijd een rangorde
Dominant: overheersend
Onderdanig: onder dominant
Is de rangorde duidelijk in groepen dan is er weinig ruzie!
Bij kippen heet de rangorde de pikorde
Slide 33 - Slide
Hoe werken dieren samen?
Veel dieren zijn groepsdieren
Samenwerken in zo'n groep gaat het
beste met een taakverdeling
Slide 34 - Slide
Sociaal gedrag
Taakverdeling: Dieren in een groep vertonen ander gedrag dan hun soortgenoten. Dit verbetert hun overlevingskans.
Territoriumgedrag: Eigen leefgebied verdedigen, zodat ze genoeg voedsel en ruimte hebben om nakomelingen groot te brengen. Onder territoriumgedrag valt ook: