8.3 Woordformules

1 / 16
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Woordformules
Doel deze les:
- Je weet wat een woordformule is.
- Je weet hoe je moet rekenen met een woordformule
Ik kan een grafiek maken bij een woordformule

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

=                         x
Ik ga overnachten in een hotel en per nacht  betaal ik 36 euro. 
Sleep de stukjes naar de juiste plek en maak deze woordformule.

Aantal nachten
36
Prijs in euro's
Hotel
12

Slide 4 - Drag question

Welke woordformule past bij deze tabel?
A
Inhoud in L = 1000 - 40 x aantal km
B
Inhoud in L = 1000 - 0,4 x aantal km

Slide 5 - Quiz

De woordformule is...
A
Bedrag = 15 + 2,5 x aantal attracties
B
Bedrag = 2,50 + 15 x aantal attracties

Slide 6 - Quiz

Wat is het begingetal?
A
0
B
3
C
150,00
D
112,50

Slide 7 - Quiz

Wat is het begingetal?
A
Er is geen begingetal
B
0,05
C
50

Slide 8 - Quiz

Wat is het begingetal?
A
inhoud (liters)
B
60
C
10
D
tijd in uren

Slide 9 - Quiz

Wat is het stijggetal in deze woordformule:
Bedrag = 1.25 x aantal + 8,25
A
1,25
B
8,25
C
9,50
D
7

Slide 10 - Quiz



Wat is het stijggetal?
A
12,50
B
7,50

Slide 11 - Quiz

De woordformule is...
A
Aantal attracties x 2,50 + 15 = het totale bedrag
B
Aantal attracties x 15 + 2,50 = het totale bedrag

Slide 12 - Quiz

Kosten = 10 + 15 euro per uur

Wat is de woordformule?‎
A
kosten = 10 + 15 x aantal uur
B
kosten = 10 + 15 + aantal uur
C
kosten = 10 - 15 + aantal uur
D
kosten = 10 + 15 : aantal uur

Slide 13 - Quiz

Wat is het stijggetal?
A
0
B
0,50
C
3
D
0,5 x 3 = 1,5

Slide 14 - Quiz

Wat is het stijggetal?
A
40
B
30
C
10
D
5

Slide 15 - Quiz

Wat is het stijggetal?
A
0
B
5
C
1,5
D
0,5

Slide 16 - Quiz