Werkwoordspelling: pv t.t. en v.t., voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord

De volgende zinnen bevatten
persoonsvormen t.t.
persoonsvormen v.t.
voltooide deelwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

De volgende zinnen bevatten
persoonsvormen t.t.
persoonsvormen v.t.
voltooide deelwoorden
bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Slide

Heb jij gezien, wat er is (gebeuren)
A
gebeurd
B
gebeurdt
C
gebeurt

Slide 2 - Quiz

De zon (verblinden) mijn ogen. (t.t.)
A
verblind
B
verblindt
C
verblint

Slide 3 - Quiz

De brandweer (ontruimen) de hele buurt. (v.t.)
A
ontruimde
B
ontruimdde
C
ontruimden

Slide 4 - Quiz

Denk je dat hij ons (verraden)? (t.t.)
A
verraat
B
verraad
C
verraadt

Slide 5 - Quiz

Ik ben er zelf ook weleens (verdwalen).
A
verdwaaldt
B
verdwaalt
C
verdwaald

Slide 6 - Quiz

Het (bieden) bedrag is veel te laag.
A
gebode
B
geboden
C
geboodde
D
geboodden

Slide 7 - Quiz

De (posten) brief kwam te laat aan.
A
gepostte
B
geposte
C
geposten
D
gepostten

Slide 8 - Quiz

(Bekleden) je opa die functie nog steeds? (t.t.)
A
Bekleed
B
Bekleedt
C
Bekleet

Slide 9 - Quiz

De ouders (tobben) heel erg over hun zieke kind.
A
tobden
B
tobten
C
tobde
D
tobte

Slide 10 - Quiz

Door de dichte mist (landen) er gisteren geen vliegtuigen.
A
landen
B
landden
C
landde
D
lande

Slide 11 - Quiz

Door betere prestaties (vergroten) hij zijn kans om te slagen.
A
vergrote
B
vergroote
C
Vergrootte
D
vergroten

Slide 12 - Quiz

We hebben je (matchen) met een heel leuk stagebedrijf!
A
gematched
B
gematchet
C
gematcht

Slide 13 - Quiz

Het (verkleden) kind moest lang wachten voor het mocht optreden.
A
verkleden
B
verkleedde
C
verklede
D
verkleedden

Slide 14 - Quiz