A (toerist): Goedemorgen meneer/mevrouwB: (winkelmedewerker): Goedemorgen
A: Ik zou graag een cadeau voor mijn zusje willen kopen
B: Hoe oud is uw zusje?
A: Mijn zusje is acht jaar oud
B: Dan is deze Barbie misschien een goed idee?
A: Mijn zusje houdt niet zo van Barbies, heeft u iets anders?
B: Dan is dit spel misschien een goed idee?
A: Die neem ik, mijn zusje houdt heel erg van spellen.
B: Dat is dan 20 euro alstublieft
A: Alstublieft en heel erg bedankt.