2HV Lezen §2 Tekstverbanden en signaalwoorden (1)

Welkom 2C!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Doe je jas uit en ga zitten volgens de plattegrond.
Pak je leesboek er vast bij.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 2C!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Doe je jas uit en ga zitten volgens de plattegrond.
Pak je leesboek er vast bij.

Slide 1 - Slide

Deze les
- Stil lezen
- Lesdoelen
- Terugblik op het huiswerk
- Uitleg Lezen §2: Tekstverbanden en signaalwoorden
- Oefening
- Aan de slag

Slide 2 - Slide

Stil lezen
Pak je boek
en ga lekker lezen.

Boek geleend?
Zet het netjes terug in de kast.

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
- Ik kan een zakelijke tekst lezen en begrijpen.
- Ik kan vragen bij een zakelijke tekst beantwoorden.
- Ik kan het chronologisch, concluderend, opsommend, tegenstellend en toelichtend verband herkennen.

Slide 4 - Slide

Terugblik op het huiswerk
De inzet en de resultaten zijn erg wisselend.
Hoe komt dat?

Begrijpend lezen is niet makkelijk, 
maar oefenen is wel belangrijk!

Slide 5 - Slide

Lezen §2: Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. 
Die samenhang is een tekstverband
Door te letten op verbanden in de tekst, kun je een tekst beter begrijpen. 
Je kunt de verbanden herkennen aan signaalwoorden.

Slide 6 - Slide

Lezen §2: Tekstverbanden en signaalwoorden
Chronologie: geeft de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan. O.a. daarna, dan eerst, later, straks, nadat, nu, terwijl, morgen. Ook jaartallen en data horen hierbij!

Conclusie: de auteur trekt een conclusie uit eerdere informatie in de tekst. Al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus.

Slide 7 - Slide

Lezen §2: Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsomming: bepaalde zaken worden achter elkaar 
geschreven (bij elkaar opgeteld). O.a. bovendien, daarnaast, en, niet alleen ... (maar) ook, ook, ten eerste, verder, vervolgens.
Ook liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) en 'dots' (*).

Slide 8 - Slide

Lezen §2: Tekstverbanden en signaalwoorden
Tegenstelling: laat tegengestelde zaken zien. O.a. aan de ene kant ... aan de andere kant, tegenover, daarentegen, echter, hoewel, maar, ofschoon, ondanks dat, toch.

Toelichting: geeft extra informatie bij iets, vaak in de vorm van een voorbeeld. O.a. als, bijvoorbeeld, denk (maar) aan, neem nou, zo, zoals.

Slide 9 - Slide

Oefening
Zoek in de volgende zinnen het signaalwoord. Bepaal vervolgens met welk tekstverband je te maken hebt.

Slide 10 - Slide

Myra's broertje is goed in verdedigingssporten zoals aikido.
A
chronologisch verband
B
concluderend verband
C
opsommend verband
D
toelichtend verband

Slide 11 - Quiz

Volgens de docent zijn de wiskundeopgaven moeilijk, maar ze gaan me eigenlijk best goed af.
A
chronologisch verband
B
concluderend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 12 - Quiz

Op zaterdag gaat Robin eerst voetballen, daarna spreekt hij met zijn vrienden af op de skatebaan.
A
chronologisch verband
B
concluderend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 13 - Quiz

Als je een cake wilt bakken, heb je onder meer boter, bloem en eieren nodig.
A
chronologisch verband
B
concluderend verband
C
tegenstellend verband
D
opsommend verband

Slide 14 - Quiz

Je kunt dus wel stellen dat we veel geleerd hebben tijdens de geschiedenisles.
A
chronologisch verband
B
concluderend verband
C
tegenstellend verband
D
opsommend verband

Slide 15 - Quiz

Ik kan tekstverbanden herkennen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Aan de slag!
Samen lezen tekst 1: Stormloop bij pizza-automaat.

Maak Nieuw Nederlands Online > Cursus 1: Meer dan lezen > 
§2 Tekstverbanden en signaalwoorden > Opdracht 1.

Deze opdracht is huiswerk voor dinsdag 23 januari.

Slide 17 - Slide