- Welke regel gebruik je?
Tegenwoordige tijd. Vul het werkwoord 'lopen' in gedachte in.
Hoor je een T, dan schrijf je die ook bij jouw werkwoord.
Voorbeeld:
Hij ...(blazen) alle kaarsjes uit en mag dus een wens doen.
- Hij loopT..dus ook hij blaasT
In het weekend ... (worden) het verjaardagsfeestje gevierd.
In het weekend loopT het verjaardagsfeestje...dus wordT