Lezen blok 4 + 5 havo 2

Theorie lezen blok 4 en 5
Blok 4: alineaverbanden (verbindingsmanieren)
Blok 5: herhaling alineaopbouw, signaalwoorden, hoofd-en bijzaken en hoofdgedachte, objectief en subjectief + mening/argument/tegenargument + alineaverbanden (nieuw!)
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Theorie lezen blok 4 en 5
Blok 4: alineaverbanden (verbindingsmanieren)
Blok 5: herhaling alineaopbouw, signaalwoorden, hoofd-en bijzaken en hoofdgedachte, objectief en subjectief + mening/argument/tegenargument + alineaverbanden (nieuw!)

Slide 1 - Slide

Blok 4 verbindingsmanieren
Leer uit je hoofd!!!
- door signaalwoorden
- door herhaling
- door overgangszinnen met een verwijzing
- door aankondigende zinnen

En begrijpen natuurlijk!

Slide 2 - Slide

Blok 5 herhaling (1)
Alineaopbouw:
kernzin + uitleg/voorbeelden

In alinea deelonderwerp bespreken (in middenstuk).

Slide 3 - Slide

Blok 5 herhaling (2)

Signaalwoorden
3 tekstverbanden:
opsomming: ook, verder, nog, bovendien
tegenstelling: maar, daarentegen, echter
voorbeeld: bijvoorbeeld, zoals, zo

Slide 4 - Slide

Blok 5 herhaling (3)
Hoofd- en bijzaken/hoofdgedachte
kernzinnen = hoofdzaken
uitleg/toelichting/voorbeelden = bijzaken

Hoofdgedachte: wat vertelt de schrijver over het onderwerp in 1 zin (gebruik hoofdzaken!).

Slide 5 - Slide

Blok 5 herhaling (4)
Objectief en subjectief

Objectief = gebaseerd op feiten, controleerbaar
Subjectief = gebaseerd op een mening

Slide 6 - Slide

Blok 5 mening/(tegen)argument
Mening = wat iemand van iets of iemand vindt
Je gebruikt argumenten om je mening duidelijk te maken of om iemand over te halen. Argumenten zijn dus redenen waarom je iets vindt.
Als iemand het er niet mee eens is, kan hij een tegenargument gebruiken.

Slide 7 - Slide

Blok 5 mening/(tegen)argument
Meningen kunnen op verschillende manieren in teksten naar voren komen:
- eigen mening schrijver
- schrijver geeft mening van anderen
- combinatie: schrijver geeft mening van anderen en voegt eigen mening toe

Slide 8 - Slide

Blok 5 tekstverbanden
1. Middel-doel: waarmee, daarmee, om....te
2. Oorzaak-gevolg: daardoor, hierdoor, doordat, zodat
3. Vergelijking: zoals, hetzelfde, in vergelijking met
4. Reden: daarom, want, omdat

Opdracht: maak 4 zinnen. In elke zin verwerk je een verband. (uitspraak - verband)

Slide 9 - Slide

Blok 5 tekstverbanden
Voorbeeldzinnen
1. Om nog op tijd op school te komen (doel), ga ik harder fietsen (middel).
2. Ik heb geen lunch meer nodig (gevolg), want ik heb al mijn brood al opgegeten (oorzaak).
3. Sam heeft, net als zijn neef, gekozen voor het kindermenu.
4. Ik heb besloten naar de kapper te gaan (uitspraak), omdat mijn haar te lang is (reden).

Slide 10 - Slide