Evolutie: Evolutietheorie, nieuwe soorten prokaryoten, eukaryoten
Regeling: Hormonen, zenuwstelsel, spieren en beweging
Waarneming en gedrag: Zintuigen, oog, dierengedrag
Ecologie en milieu: Populaties, ecosystemen, kringlopen, broeikaseffect
Slide 6 - Slide
Welk materiaal heb je mee?
Leeropdrachten boek (A of B): de boeken zijn van jou!
Laptop (digitale methode)
Laptop (lessonup)
Schrift ((extra) opdrachten, aantekeningen)
BINAS
Potlood, gum, liniaal, puntenslijper (practica)
Rekenmachine
Slide 7 - Slide
Voorkennistoets
Start met het maken van de online voorkennistoets. Doe dit zelfstandig en uit je hoofd. Fouten maken mag, je hebt op deze manier een beeld van wat je al weet en nog moet leren.
Slide 8 - Slide
Lees in je boek blz. 8 en 9 (Excursie Texel). Noteer de zin die volgens jou echt bovenbouw informatie geeft.
Slide 9 - Open question
Opdrachten
Maak nu de opdrachten die horen bij blz. 8 en 9. Schrijf de antwoorden in je schrift.
Slide 10 - Slide
Lees blz. 10,11 en 12 (tot opdrachten) uit je boek
* Schrijf de definitie van een context in eigen woorden in je schrift.
* Bedenk wat er niet klopt aan het onderstaande artikel:
Slide 11 - Slide
Leg in je eigen woorden het verschil uit tussen een levenscyclus en een levensloop.
Slide 12 - Open question
Je spreekt van een nieuwe soort als organismen van deze soort zich niet meer kunnen voortplanten met de organismen van de oude soort
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Organisatieniveaus
Slide 14 - Slide
Emergente eigenschap
Doet zich alleen voor op één organisatieniveau
Voorbeeld emergente eigenschap van een mens:
Door interactie tussen spieren, botten, zenuwen, bloedvaten, stembanden etc. ontstaat er een organisme met de emergente eigenschap ‘praten'.