3.1 genotype en fenotype

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

3.1 Genotype en Fenotype

lesdoelen 

• Je kent het verschil tussen de mitose en de meiose (herhaling)
• Je weet waarvoor de mitose en de meiose dient (herhaling)

Er vindt gewone celdeling plaats .
Is dit mitose of meiose?

1. Mitose
2. Meiose

Wat is een ander woord voor
reductie deling?

1. Mitose
2. Meiose

sleep naar de juiste deling

MITOSE

MEIOSE

voor de vorming van geslachtscellen

voor de vorming van lichaamscellen

sleep naar de juiste deling

MITOSE

MEIOSE

chromosomen komen enkelvoudig voor

Chromosomen komen in paren voor

sleep naar de juiste deling

MITOSE

MEIOSE

vindt alleen plaats in de teelballen 

en eierstokken

vindt overal in het lichaam plaats

Hoe ging het?

alle 5 goed:

perfect!  Jij kent het verschil tussen mitose en meiose

3 of 4 goed:

Goed zo, je weet het verschil, maar het is verstandig om de stof nog even goed te bestuderen

1 of 2 goed:

Dit is nog onvoldoende. Neem de theorie van 2.3 nog eens goed door

Lesdoelen Thema 3, bs 1.

• Je weet wat het genotype is
• Je weet waar je erfelijke informatie vandaan komt
• Je weet wat het fenotype is
• Je weet hoe het fenotype tot stand komt

Genotype

• zaadcel (23 chromosomen)
• eicel (23 chromosomen)
• bevruchte eicel (46 chromosomen)

Hoe ontstaat het genotype?

Genotype= De erfelijke eigenschappen die in genen vastliggen

Fenotype= jouw uiterlijk, hoe je eruit ziet

Genotype= De erfelijke eigenschappen die in genen vastliggen.

Fenotype= jouw uiterlijk, hoe jouw lichaam in elkaar zit

Fenotype

• genotype
• milieu
• kan door milieu invloeden veranderen

Fenotype = Genotype + milieu

Genotype & Fenotype

Genotype en fenotype

Genotype

Fenotype

Informatie voor aangeboren blindheid

1. genotype
2. fenotype

Iemand gaat zijn haren verven. Verandert ze hierdoor haar genotype of fenotype?

1. Fenotype
2. Genotype

Hebben alle spiercellen van een man hetzelfde genotype of hebben ze een verschillend genotype?

1. Hetzelfde genotype
2. Verschillend genotype

Wat is van invloed op je fenotype?

1. alleen genotype
2. genotype en leeftijd
3. invloeden milieu en leeftijd
4. genotype en invloeden uit milieu

Een tweeling.
Wat is waar?

1. één-eiïge tweeling hetzelfde genotype
2. een eiïge tweeling verschillend genotype
3. twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
4. twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Een tweeling.
Wat is waar?

1. één-eiïge tweeling hetzelfde genotype
2. een eiïge tweeling verschillend genotype
3. twee-eiïge tweeling hetzelfde genotype
4. twee-eiïge tweeling verschillend genotype

Wat verandert er wel en wat niet?

1. wel: genotype niet: fenotype
2. wel: genotype wel: fenotype
3. niet: genotype wel: fenotype
4. niet: genotype niet: fenotype

Aan de slag

Wat -> 

Maken blz. 172 opdracht 1 t/m 7: niet af = huiswerk

Hulp -> 

Lesstof, Samengevat, klasgenoot naast je

Tijd -> 

Tot 5 minuten voor eind les

Klaar? -> 

Oefen nog even voor het proefwerk 6e uur.

Is het lesdoel behaald ?

Wie kan uitleggen wat het verschil tussen een fenotype en genotype is ? 

Benoem bij beide een voorbeeld.

Klaar met de toets

maak blz. 168 en 169

Daarna lezen en maken 175 t/m 179