Bootcamp + Fitness

Bootcamp + Fitness
Energiesystemen

Volgende keer duiken we dieper in op gezonde voeding!
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1,2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bootcamp + Fitness
Energiesystemen

Volgende keer duiken we dieper in op gezonde voeding!

Slide 1 - Slide

LESDOEL
Aan het einde van de les...:
  • Ben je bekend met de verschillende voorwaarden voor het maken en uitvoeren van het trainingsschema
  • Heb je een start gemaakt met het kennen van de verschillende energiesystemen
  • Heb je bedacht wat jouw trainingsdoel is.

Slide 2 - Slide

VOORWAARDEN TRAININGSSCHEMA (8 weken)

We werken deze periode in een Meso-micro cyclus.
  • Bepaal startniveau (zowel op papier als via foto!)
  • Bepaal wat - voor jou - trainbaar is.
  • Formuleer (periode)doel(en)
  • Werk je (periode)doel(en) uit in een trainingsschema
  • Werk de individuele training uit op basis van o.a. energiesysteem + inhoud
  • Evalueer na iedere training en stel je schema bij.

Slide 3 - Slide

EN DIE ENERGIESYSTEMEN DAN.
We onderscheiden simpelweg 3 energiesystemen:
  1. Anaeroob-alactisch (ATP-CP)
  2. Anaeroob-lactisch (glycose)
  3. Aeroob (glycolyse + vetverbranding)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

HOE TRAINEN WE DIE SYSTEMEN?
  • ANAEROOB ALACTISCH
Bijvoorbeeld: 100-200m sprint; start bij bobslee; rennen naar een honk; versnellen / vertragen bij spelsport;
  • ANAEROOB LACTISCH
Skiafdaling, 400-800 meter sprint; 1-2 min fietssprint;
  • AEROOB
Wielrenners, hardlopers, langlaufers.

Slide 7 - Slide

Basisvoeding & energiesystemen


Energieleveranciers: koolhydraten & vet
Bouwstoffen: eiwitten                                                               

Slide 8 - Slide

Wat zijn energiesystemen?
Tijdens inspanning zijn de koolhydraten en vetten het belangrijkst als energiebronnen.  De brandstoffen dienen eerst via een chemisch proces omgezet te worden in adeninetrifosfaat (ATP). Deze ATP kan het lichaam als energie gebruiken tijdens de inspanning. 

Slide 9 - Slide

Wat gaan we deze les behandelen?
ATP
ADP
ATP-resynthese

Energiesystemen
Capaciteit en vermogen

Slide 10 - Slide

ATP de enige energie!


ATP is de enige bruikbare brandstof van je lichaam. ATP zorgt ervoor dat je spieren kunnen samentrekken.




1
2

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Splitsing van ATP
.
.
.

Enzymen zijn eiwitten die een chemische reactie versnellen of vertragen.


Slide 13 - Slide

ATP-Resynthese
                       Enzymen
ADP + P + Energie ----> ATP
Je lichaam vult de ADP aan met één fosfaat (p) om weer tot ATP te komen. Ook dit kost (opgeslagen) energie.

Slide 14 - Slide

ATP-->ADP-->ATP-->ADP
Dit proces herhaalt zich ontelbaar vaak in je lichaam om alle bewegingen mogelijk te maken.

Maar waar komt de energie (fosfaat, P) nu vandaan die ADP telkens weer aanvult?


Slide 15 - Slide

Energiesystemen
Om de ADP weer aan te vullen maakt je lichaam gebruik van 3 verschillende systemen:
  • Fosfaatsysteem
  • Melkzuursysteem
  • Zuurstofsysteem

Slide 16 - Slide

Capaciteit en vermogen
Ieder systeem heeft andere kwaliteiten en nadelen. Dit heeft voornamelijk te maken met de capaciteit en het vermogen van het systeem.

  Capaciteit                                                                                      Vermogen

Slide 17 - Slide

Capaciteit <---> Vermogen

Capaciteit en vermogen zijn altijd met elkaar verbonden!

Als je meer vermogen geeft kun je dit minder lang volhouden. Wil je iets lang vol houden moet je minder vermogen geven.
Minder vermogen betekent met: minder kracht en/of lagere snelheid


Als je de auto harder laat rijden is de tank eerder leeg.

Slide 18 - Slide

Fosfaat-systeem
Capaciteit --> tot 20 seconden

Vermogen --> zeer groot vermogen

Inspanningen zoals: 100m sprint, Kogelstoten, enz...


Slide 19 - Slide

Melkzuursysteem
Capaciteit --> tot 2 minuten

Vermogen --> groot vermogen

Nadelig effect: je verzuurt, presatie niveau neemt af.

Inspanningen zoals: 400m sprint, 1000m schaatsen, enz...

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Zuurstofsysteem
Capaciteit --> Zeer groot, kun je uren mee sporten

Vermogen --> matig tot klein

Inspanningen zoals: Marathon, wandelen, fietsen, enz...

Slide 22 - Slide

Alles in één tabel

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Stelling:
Duursporters hebben geen koolhydraten nodig 
Stelling

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Test nu je kennis!
In de volgende dia's een aantal vragen. Probeer ze zo goed mogelijk te beantwoorden.


Slide 27 - Slide

Wat is de capaciteit van het fosfaat systeem?
A
tot 20 seconden
B
100% intensiteit
C
tot 2 minuten
D
80% intensiteit

Slide 28 - Quiz

Sleep de energiesystemen van meest naar minst vermogen
Meest
vermogen
Minst
vermogen
1
2
3
Fosfaat systeem
Melkzuur systeem
Zuurstof systeem

Slide 29 - Drag question

Sleep de inspanningen van meest naar minst vermogen
Meest
vermogen
Minst
vermogen
1
2
3
Marathon
400m sprint
100m sprint

Slide 30 - Drag question

Bij welk van de onderstaande sporten maakt lichaam gebruik van het melkzuur systeem?
A
Kogelstoten
B
Schaatsen
C
Judo
D
Marathon

Slide 31 - Quiz

Zoek een foto waarbij een sport(activiteit) te zien is waarbij ons lichaam gebruikt maakt van het fosfaatsysteem.

Slide 32 - Open question

Van welk energie systeem maakt je lichaam gebruik tijdens het wandelen?
A
Fosfaatsysteem
B
Melkzuursysteem
C
Anaerobesysteem
D
Zuurstofsysteem

Slide 33 - Quiz

Wat is ons lichaam versnelt of vertraagt het proces ATP --> ADP en/of ADP --> ATP?

Slide 34 - Open question

Als je capaciteit en vermogen vergelijkt met een auto dan:

A
Is capaciteit hoe diep je het gas pedaal in drukt
B
Is vermogen hoe groot de benzinetank van de auto is
C
Zegt capaciteit iets over hoe snel de auto maximaal kan rijden
D
Zegt vermogen iets over hoe snel de auto kan optrekken

Slide 35 - Quiz

Opdracht: Core

1. Zoek 'Core' oefeningen op (voor rug en buik)
2. Maak een lijst met oefeningen voor verschillende onderdelen van je romp zoals: zijbuikspieren, onder/boven buikspieren, rugspieren.
3. Volgende week uitvoeren!

Slide 36 - Slide