KD ICH - Hoofdstuk 5 - Energieleverantie

Keuzedeel ICH



Hoofdstuk 5
Energieleverantie
1 / 34
next
Slide 1: Slide
KD ICHMBOStudiejaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Keuzedeel ICH



Hoofdstuk 5
Energieleverantie

Slide 1 - Slide

Herhaling vorige week

Bespreken onderstaande vragen (les 2):​
  1. Wat is de meest globale trainingsopbouw?
  2. Wat gebeurt er bij te vroeg trainen en wat zijn de gevolgen?
  3. Noem 3 punten passend bij de psychologische voorbereiding (W-up).​
  4. Waar hou jij rekening mee bij een warming-up?

Controleer je antwoorden met behulp van je boek. 



Slide 2 - Slide



Hoofdstuk 5: 
Energieleverantie

Slide 3 - Slide

ATP?

Slide 4 - Mind map

Hoofdstuk 5.1: Energiebronnen
BEGRIPPEN
Conditietraining: richt zich op uithoudingsvermogen, kracht en snelheid in bewegingen.​

Contractie: gevolg van een zenuwprikkel en splitsing van energie die ligt opgeslagen in chemische brandstoffen.

ATP (Adenosine-Tri-Fosfaat): 
Enige chemische verbinding die in staat is om chemisch gebonden energie om te zetten in mechanische arbeid (Dus in beweging.)





Slide 5 - Slide

Voorraadtanks ATP resynthese

Slide 6 - Slide

Energiebronnen
Blz 31 t/m 33 trainingsleer
Hoe werkt de energieleverantie?

Slide 7 - Slide

ENERGIEBRONNEN

Splitsing van:​

  • Creatinefosfaat ​ (CP/ Fosfaatsysteem)
  • Glycogeen zonder O2​ (melkzuursysteem)
  • Glycogeen met O2​ (zuurstofsysteem)

  • vetzuren​
  • Eiwitten​

Vermogen en capaciteit. Hoe zat dit ook alweer?






Om ATP terug te winnen gebruiken we verschillende systemen:

Slide 8 - Slide

ENERGIESYSTEMEN

Slide 9 - Slide

 Creatinefosfaatsysteem
Max. inspanning functioneert ongeveer 10 à 15 sec.​

GEEN zuurstof​

Kleine capaciteit, groot vermogen




Terug vorming creatinefosfaat

20 - 25 sec.​
50%​

na 45 sec.​
75%​

na 1 min.​
90%​







Slide 10 - Slide

CP-systeem


CP + ADP >>>                 >>> C + P + ADP

Creatinefosfaat ligt in je spieren (en lever) opgeslagen en is zeer snel te gebruiken voor ATP-resynthese

Creatine Phosphate: creatine fosfaat (ook wel fosfaatsysteem)
MAXIMALE INSPANNING TOT 20 SECONDEN
ATP

Slide 11 - Slide

CP-systeem

Slide 12 - Slide

Glycogeen zonder O2​
Soort noodsysteem - inwerking bij hoge intensiteit over iets langere periode.


Anaerobe 
Wordt melkzuur gevormd.​


Beperkte capaciteit (± 1 minuut)​

Na ± 20 sec. maximaal beschikbaar

Voorbeelden van sport? 400m sprint, 100m vrije slag, 




Terug vorming 
na 15 min.​
± 50%​

na 30 min.​
± 75%​

na 45 min.​
± 90%​




Slide 13 - Slide

Melkzuursysteem


Glycogeen + ADP >>>                                            >>> P + ADP

Groot nadeel : melkzuurproductie! PIJN!


Glycogeen zonder O2
NA 20 SECONDEN OPTIMAAL, NA 1 MINUUT VERVAL VERMOGEN
ATP + melkzuur

Slide 14 - Slide

Melkzuursysteem

Slide 15 - Slide

Glycogeen met O2​
Aerobe energievoorziening heeft een tijdje nodig om op gang te komen.

Glycogeen is een afbraakproduct van koolhydraten en vetten.​
Bij vetten is meer O2 nodig voor verbranding dan koolhydraten.​

Zolang het lichaam beschikt over glycogeen en voldoende O2 naar werkende spieren wordt getransporteerd → energiebehoefte gedekt​​

​Sporten die aanspraak doen op dit energiesysteem?














Terugvorming:
na 30 sec.​ ± 75%​
na 90 sec.​± 90%

Slide 16 - Slide

Zuurstofsysteem


Glycogeen/vet + O2 + ADP >>                                                 >> P + ADP



Glycogeen / vetzuren met O2
NA 2 MINUTEN OPTIMAAL. VANAF 45 MINUTEN OPTIMALE VETVERBRANDING
ATP + H20 + CO2

Slide 17 - Slide

Zuurstofsysteem

Slide 18 - Slide

EIWIT-SPLITSING
Alleen als alle voorgaande energiebronnen zijn uitgeput.​


Bij doorgaand presteren → eigen spiereiwitten consumeren.

Alleen bij extreem lange duurarbeid, waarbij bij de arbeid niet voldoende wordt gegeten.














Slide 19 - Slide

Melkzuur
Een hoge melkzuurconcentratie die bij zware inspanning in het bloed kan ontstaan, heeft zeer nadelige gevolgen op het directe prestatievermogen.

Voor de inspanning die wordt gevraagd, schiet op dat moment het aerobe systeem te kort. Daarom moet het anearobe systeem te hulp schieten.

De verzuring die daarbij ontstaat , verstoort vervolgens veel activiteiten in en rond de spiercellen .

Slide 20 - Slide

Melkzuur gevolgen
‘Verzuring’ verstoort activiteiten rond de spiercellen:​
  • Invloed op zuurgraad, dus werking enzymen blokkeert → afbraak van melkzuur stagneert.

  • Beschadiging aan wanden van de spiercellen → contractie ↓ en spiercellen gaan ‘lekken’ → transport O2 minder en afvalstoffen slechter afgevoerd​

  • Coördinatie raakt verstoort ​
(celwand beschadigd, zenuwprikkel minder effect op contractie vermogen van de spier)​

  • Vrije uiteinden van zenuwen geprikkeld → pijn



















Slide 21 - Slide

Energiesystemen

Slide 22 - Slide


Welk systeem gebruiken de sporters op de achtergrond veel?
A
Aeroob systeem
B
Melkzuursysteem
C
CO2-systeem
D
CP-systeem

Slide 23 - Quiz


Welk systeem gebruiken de sporters op de achtergrond veel?
A
Aeroob systeem
B
Melkzuursysteem
C
CO2-systeem
D
CP-systeem

Slide 24 - Quiz


Welk systeem gebruikt de sporter op de achtergrond het meest?
A
CP-systeem
B
Zuurstofsysteem
C
Melkzuursysteem
D
H2O-systeem

Slide 25 - Quiz


Welk systeem gebruikt de sporter op de achtergrond het meest?
A
CP-systeem
B
Zuurstofsysteem
C
Melkzuursysteem
D
H2O-systeem

Slide 26 - Quiz


Noem een sporter die voornamelijk aanspraak doet op het CP systeem
A
Marathonloper
B
Triatleet
C
Bobsleeër
D
Darter

Slide 27 - Quiz

Voorraadtanks ATP resynthese

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Hersteltijd tanks

Slide 30 - Slide


Als je 1 minuut lang tikker bent, hoe lang moet je dan rusten om de CP-tank weer vol te krijgen?
A
60 seconden
B
90 seconden
C
3 kwartier
D
2 minuten

Slide 31 - Quiz


Wat is anaerobe verbranding?
A
Verbranding met O2
B
Verbranding zonder O2
C
Verbranding met CO2
D
Verbranding met D2

Slide 32 - Quiz


Bij het melkzuursysteem zit er 1 groot nadeel, wat is dat nadeel?
A
Het verbruik van suikers
B
Het verbruik van O2
C
De vorming van melkzuur
D
De vorming van B2

Slide 33 - Quiz

LESOPDRACHT
  1. Vorm een tweetal.​
  2. Per tweetal krijg je een casus, deze casus ga je voorbereiden. ​
  3. In de praktijk komt elke casus één keer aan bod, niet iedereen zal deze casus dus uitvoeren. 

Slide 34 - Slide